Het rookverbod in de horeca is van een betuttelingskarakter dat we slechts kennen uit Islamitische landen, het is een vrij land onwaardig. Onverminderd de bezwaren die er tegen het roken bestaan. Laten we eens kijken om welke redenen deze uitspraak niet overdreven is.
We beperken ons tot de enige reden en het enige motief: werknemers moeten te allen tijde en overal gevrijwaard blijven van lucht die tabaksrook bevat.
1. Er zijn tal van banen waarin werknemers zich in een risicovolle situatie begeven, voorbeelden hoef ik niet te noemen, maar laat ik het toch doen: stratenmaken, schepen schoonmaken, ramen wassen, op bouwwerken werken, in het onderwijs werken (stress!), werken in de nabijheid van vergif en exploderend materiaal, werken in het verkeer, enz. enz. In al deze gevallen wordt terecht geredeneerd, dat iemand vrij is in het kiezen van een baan, en dat de overheid er alles aan doet om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen. Helemaal uitsluiten van risico is onmogelijk, omdat dan de bedrijfstak lamgelegd zou worden.
2. Uitlaatgassen en vervuiling worden in de open lucht talloze malen boven de gestelde normen getolereerd, evenals het gevaarlijke deelnemen aan het verkeer.
3. Mensen zijn vrij in het beschikken over ruimten binnen gebouwen die hun eigendom zijn, mits daar geen criminele of wetsovertredende kandelingen plaatsvinden (dat mag nl. nergens). Inbreuk hierop wordt als “huisvredebreuk” aangemerkt.
4. Een horeca-ondernemer is vrij een zaak te beginnen en te onderhouden als hij over de benodigde papieren en geld beschikt. In een horecabedrijf is hij gerechtigd huisregels in te stellen. Een klant van hem is vrij zijn zaak al of niet te betreden.
Zo is ook de werknemer vrij in het al dan niet aanvaarden van een betrekking bij de ondernemer.
5. De overheid legt natuurlijk regels op ten aanzien van arbeidsomstrandigheden. Ze gaat er van uit, dat de meeste horeca-werknemers niet-rokers zijn die schade ondervinden van de rook van klanten en rokende collega’s. De vraag is of dat zo is. Ja, dat is wetenschappelijk vastgesteld. Hierop zou ik willen zeggen dat werken zelf ook schadelijk kan zijn, onderzoek het maar en het zal blijken. Het zal moeilijk zijn om een activiteit te vinden die absoluut niet schadelijk is.
6. In horecabedrijven wordt het schadelijke alcohol gedronken. Nu kun je zeggen: ja maar daar heeft het personeel geen last van. Nee het personeel misschien niet, maar honderdduizenden anderen wel, uitweiding hierover is overbodig.
7. De wet die het roken in horecabedrijven verbiedt, is tot stand gekomen na een jaren- en jarenlange lobby van fervente tabakshaters, die het liefste het tabaksgebruik helemaal zouden willen verbieden. Het roken is afgenomen, er zijn nu ongeveer een kwart tot een derde van de volwassenen die nog roken, en die hun peuken vooral op straat gooien en niet meer in asbakken.
8. Het rookverbod in de horeca is tamelijk gratuit: het kost de overheid weinig geld en de economie gaat er niet op achteruit. Wel kan men politiek scoren ten opzichte van de niet-rokers. Hiervoor werd dus gekozen, ten koste van de algemene principes van de vrije rechtsstaat (zie hierboven).
9. Hierdoor wordt de deur geopend voor tal van andere voeten tussen de deur van ondernemers en particulieren. In België is al een wetsvoorstel in de maak om ouders het roken in het bijzijn van kinderen te verbieden, ook in hun eigen huis. Natuurlijk een sympathiek voorstel waarvoor je de handen van veel kiezers op elkaar krijgt. Maar laten we dan ook maar de agressieve videogames verbieden en het gebruik van Internet in huishoudens waar kinderen zijn. Nee natuurlijk want daar zijn hele industrieën aan gekoppeld met geld en werkgelegenheid.
10. Het rookverbod in de horeca is hypocriet omdat het schermt met bescherming van werknemers maar de beginselen van de rechtsstaat en de vrije keuze van werk en vrij ondernemerschap binnen de kaders van rechtvaardigheid en redelijke veiligheid, met voeten treedt. Zeker omdat alcohol en tabak voor veel mensen horen bij gastvrije gezelligheid die het product zijn van de horeca.