Saturday, June 04, 2011

Mr. Mladic and Mr. Karremans

Just a short one in-between.

On TV we could see how lieutenant-colonel Karremans had a toast with Mr. Mladic. We could see how Dutch soldiers shook hands with the Serbian soldiers in Srebenica. We couldn't see any frustration, any silent protest from the Dutch soldiers when they realised that they couldn't fight the Serbians. Now they try to hide behind the NATO (they were guilty, too), but nothing suggests their reluctance to try to prevent the Serbs fromn killing 7,000 men in Srebrenica.

Mr. Mladic will show and use these images, and also the images of himself, reassuring the people of Srebrenica that nothin would harm them and that they would be treated in a friendly way. And also, that he didn't know anything about the massacre that took place.

Unbelievably, Mr. Karremans got a promotion to general after his behaviour in which he didn't even took a neutral position as he was supposed to do as a NATO officer, but he even showed friendship behaviour with Mladic, drinking and exchanging presents. Even though we could see how Mr. Mladic offended him by calling him a lousy piano player. Luckily Mr. Karremans recently told in a radio interview that he felt responsible, co-responsible, for the killings that took place.

If Mr Karremans is a man with balls, then he would leave the army voluntarily by resigning. I feel ashamed to have such military people in the Dutch army, luckily there are examples of other more brave military such as Mr. Marco Kroon, who got the highest order possible in the army for his brave behaviour in Afghanistan, but got prosecuted for alleged possession of drugs, for which he got acquittal.

Apparently, we punish our brave military, and we reward our cowards. It's a shame. The Dutch government should be sentenced to pay compensation to the widows of the killed people of Srebrenica. Maybe they can declare this money partly from NATO who refused to send help forces to support the handful of Dutch soldiers who were supposed to withhold the Serb army from murdering, an impossible task, but not enough to hide behind the broad shoulders of NATO.
Godsdienst en godsdienstbeleving – enkele persoonlijke ervaringen

Voordat ik hier iets over kan zeggen, moet ik eerst omschrijven wat ik versta onder “gemoedstoestand”. Want het beleven van godsdienst of religie is een gemoedstoestand, een toestand van het gemoed. Het gemoed is het emotionele deel van ons bewustzijn, en onder bewustzijn versta ik datgene wat vele anderen de “ziel” plegen te noemen, en daaronder iets diepers, iets spirituelers dan het bewustzijn verstaan. Velen van hen zijn overtuigd van het bestaan van niet zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waarvan zij zelfs ontkennen dat deze niet zintuiglijk waarneembaar zouden zijn. Vooralsnog beperk ik mij tot het zintuigelijk waarneembare, dat door wetenschappers en juristen als zodanig wordt beschouwd.

Dit stuk is dus niet geschreven voor hen die veel waarde hechten aan sprituele werkelijkheden. Zoals iemand mij onlangs, toen ik dit stuk op een lezing voordroeg, meedeelde: “Ik kan hier niets mee”, want hij meende met alles in verbinding te staan en met alles te communiceren, daarom vond hij empirisch onderzoek nutteloos.

Het heeft tot mijn vijfenveertigste levensjaar geduurd, voordat ik mij realiseerde wat voor invloed een godsdienst kan hebben op de gemoedstoestand van een mens. Deze gemoedstoestanden staan bijvoorbeeld prachtig beschreven in het standaardwerk van William James: “The variety of religious experiences”. Echter, lang voordat ik dat boek had gelezen, ontmoette ik rond de tijd van mijn toetreden tot de orde mijn schoonfamilie en maakte ik kennis met de christelijk-orthodoxe manier van denken en voelen. Een manier van denken die wij als democratisch en loiberaal denkende mensen geacht worden te tolereren en te respecteren.

De mensheid wordt steeds meer één grote categorie, één grote groep. Dit gaat gepaard met conflicten en oorlogen, die bijna alle zijn terug te voeren op het willen vasthouden aan oude tradities, die immers door de nieuwe social media zoals pc, mobieltjes, internet, twitter, enz. worden aangetast. Ook de transportmiddelen bevorderen een grote uitwisseling van culturele waarden en tradities, door handelslieden en industriëlen, maar ook door massa’s die een beter bestaan zoeken in de rijkere delen van de wereld. De Nederlandse bevolking bijvoorbeeld is in enkele decennia aangevuld met de bevolking van een stad als Amsterdam aan immigranten, van wie velen met een culturele achtergrond waarin alle dagelijkse en bijzondere handelingen en gebeurtenissen in het leven worden uitgelegd als door God of Allah bestuurd en geregeld. De sociale controle en geestelijk leiders bewaken deze orde in de naam van Allah of God. Slechts langzaamaan en maar voor een deel passen deze waarden zich aan aan de veel meer op individuele vrijheid gerichte waarden van de westerse maatschappij.

Ik voerde ooit een gesprek met een orthodox-christelijke collega, over een berekening die de jonge Goethe had gemaakt over de veertigjarige tocht door de woestijn die het Joodse volk had gemaakt voordat ze met hulp van Jahwe Palestina veroverden. De jonge Goethe had namelijk berekend dat deze tocht nooit veertig jaar geduurd kon hebben, daarvoor waren de afstanden tussen de in de bijbel genoemde plaatsen te kort, en de woestijn veel te klein. Mijn orthodoxe collega verwierp deze berekening van Goethe met citaten uit dezelfde bijbel, en zei niets over de symbolische betekenis van het getal veertig, dat in de bijbel steeds wordt gebruikt als er lange tijd wordt gewacht, het staat voor een wachtperiode. Het leerde me weer iets over de invloed van het geloof op de menselijke gemoedstoestand. Deze kan zover gaan, dat alles wat zweemt naar strijdigheid met verhalen of verklaringen in het heilige boek per definitie wordt verworpen. Ook wordt men doof en blind voor interne tegenstrijdigheden die in dat boek zelf worden aangetroffen, deze worden niet als tegenstrijdigheden gezien, maar als elkaar aanvullende passages en het is aan de gestudeerde schrift-uitlegger om ze te doorgronden. Het lijkt in onze ogen wel of brandstapels, wetenschappelijke algemeen aanvaarde bevindingen enz. deze gelovigen niets hebben geleerd. Zelfs schijnt het zo te zijn dat een filossof als Spinoza niet op hjet Middelbaar Onderwijs wordt onderwezen omdat orthodox-christelijke scholen het niet eens zijn met diens uitleg van de bijbel, die hij beschouwt als een bundel dichterlijke en morele verhalen die vanuit de context van de tijd waarin ze zijn geschreven, gelezen moeten worden, maar die als geheel wel de kern van de waarheid, van het goddelijke, bevat. Zoals bekend, verwerpt Spinoza ook de idee van een persoonlijke God die zijn schepping heeft geschapen, controleert en bestuurt van buiten die schepping af. Toch gebiedt onze constitutie ons dat wij hen in deze opvattingen dienen te respecteren, en dat was ook de mening van Spinoza: laat ieder vrij te denken wat hij of zij wil in deze zaken.

Enkele jaren geleden bezochten een vriend en ik een klooster van de Benedictijnen in Zuid-Limburg. Hier ervoer ik iets totaal anders dan ik bij de weinige orthodox-christelijke mensen in mijn leven had ervaren. Het verschil was, dat ik me hier zeer op mijn gemak voelde en van tijd tot tijd ontroerd was over de gezangen die ik daar hoorde en de ervaringen die ik er opdeed. Bij de orthodoxe protestanten voelde ik alleen maar weerstand. De houding van de monniken straalde uit:”wat zou het”. Er was maar één ding dat belangrijk was en dat was liefde en toewijding, ons geschonken door Jezus Christus, tot uiting komend in het ritme van het etmaal en de werkzaamheden die in het klooster werden verricht. Niks nietswaardige mensen, niks geen kommervol tot stand komende interpretatie van bijbelverhalen, of over bijvoorbeeld de noodzaak van bekering na de doop, waar nog in 1944 de gereformeerden vrijgemaakt zich druk over maakten en waardoor families uit elkaar werden gescheurd, drama op drama.

Dit bezoek deed me terugverlangen naar de kerk van mijn jeugd, de RK kerk. Ik wilde die gemoedstoestand vasthouden en steeds opnieuw beleven. En inderdaad heb ik twee en een half jaar lang de heilige missen bezocht, maar het was anders dan ik had gehoopt. Ik werd overrompeld door de grote nadruk die de leiding van de parochie legde op het meeleven met elkaar door de gelovigen. Er waren clubs, cursussen, vrijwilligers voor dit en voor dat, koffiedrinken na de dienst, enzovoort., en ik ben alles behalve een verenigings- of clubmens. Ook de jeugd werd niet vergeten met projecten en uitzendingen naar ontwikkelingslanden. Ook was er de heilige communie waar ik officieel niet aan mocht deelnemen van de paus omdat ik gescheiden was en in zonde met een andere vrouw samenleefde, maar waarvan de pastoor zei dat hij het me niet zou weigeren. Maar toch. Tijdens de missen was er een koor dat mijn devotie verstoorde door vals en snerpend te zingen, dankzij de te hoog gegrepen liederen die door de dirigente werden uitgekozen, wat een verschil met de scholae cantorum die in Zuid Limburg de gelovigen tot vrome aandacht brachten. Tenslotte miste ik bij mezelf de echte devotie, de echte overgave aan Christus en de Christelijke heilsleer. Steeds was Christus de enige echte heilbrenger voor alle mensen, terwijl toch vele moslims, boeddhisten, ietsisten, atheïsten enzovoort zich zeer gelukkig voelen bij hun waarheden. Deze devotie wilde ik wel opbrengen, maar het bleef bij hevig pogen. Het ging me om de sfeer, het meditatieve, dat ik in het klooster was tegengekomen maar hier nauwelijks of eigenlijk helemaal niet terugzag. Er was bijna geen minuut stilte, alles werd opgevuld met liedjes die me niets zeiden ( behalve het Gregoriaans), gezamenlijke gebeden en woorden van de voorganger. Ik vond de missen eigenlijk veel te protestants geworden, zelfs werden liedjes gezongen uit protestante bundels. Geen wonder, ik was vijfendertig jaar lang buiten de kerk gebleven. In die tussentijd hebben TROS, Veronica en de democratisering van zangbeoefening ook in de kerk toegeslagen.

In deze periode had ik een grote belangstelling voor boeken over de vroege christenheid en over de evolutietheorie. Ook begon ik te lezen over het verschijnsel godsdienst zelf. Het was allemaal literatuur waarin op wetenschappelijke of populair-wetenschappelijke wijze vanaf een afstand werd gekeken naar de schepping of de natuur, naar het leven, de mens, en de godsdienst als maatschappelijk verschijnsel.

Dit nu deed me besluiten de RK kerk weer de rug toe te keren, omdat ik op een goede ochtend overtuigend zag aangetoond dat de evangeliën verzonnen verhalen waren, dat er zelfs geen Jezus Christus heeft bestaan in de tijd van Pontius Pilatus. Ja werd zeer aannemelijk gemaakt in een vuistdik onderzoek met een overvloed aan details, dat alle gebeurtenissen, gelijkenissen en uitspraken in de canonieke evangeliën, gebaseerd zijn op biografieën van schrik niet, Julius Caesar. Bij mijn weten is dit onderzoek nog niet weersproken door gezaghebbende historici. Dat theologen het daarentegen wel weerspreken ligt natuurlijk voor de hand. Ook las ik en moest ik op grond van steekhoudende argumenten aannemen, dat Paulus zijn brieven schreef niet na de evangeliën, maar voordat er ook maar één evangelie was geschreven, en dat hij het had over een veel te abstracte Christus, die mogelijk wel bestaan had, maar in de nevelen van de ongeschreven geschiedenis mogelijk 100 jaar eerder was verdwenen. Mogelijk is hij de rechtvaardige leraar waarvan sprake is in de Qumran-rollen (ook wel genoemd de Dode Zee-rollen). Deze abstracte Christus moest leven worden ingeblazen en tot dat doel werden de evangeliën geschreven, niet alleen de vier die wij kennenals kerkelijk goedgekeurd, maar vele evangeliën, waaronder ook gnostische. Op een of andere wijze werden hiertoe de bekende biografieën van Julius Caesar gebruikt en aangepast, althans zeker in de vier canonieke evangeliën, minder of helemaal niet in andere, meer gnostisch getinte evangeliën zoals het evangelie van Thomas, van Maria Magdalena of het evangelie van de Waarheid.

Hierdoor, en door mijn kennisname van de stand van de wetenschap inzake aard, omvang en geschiedenis van het universum en het ontstaan van het leven, dingen die wij nog lang niet kennen maar waarover in vele godsdienstige heilige boeken mooie sagen en legenden zijn geschreven, besloot ik pantheïst te worden in de zin van Spinoza, met hem verontwaardigd over de intolerante houding waarmee zij, die menen het ware geloof te bezitten andersdenkenden veroordelen.. Ik schreef de pastoor een brief met mijn bevindingen en ging niet meer naar de kerk. Daarna kreeg ik nog bezoek van de vrouwelijke pastor, die het nota bene met mij eens was, maar volhield dat geloven niet een kwestie is van verstand, maar van gevoel. Ik had ook nog gesprekken met enkele vrienden, die mij verzekerden dat er meer waarheden waren dan een, en dat ik heus wel naast een orthodoxe katholiek die ondermeer de maagdelijkheid van Maria voor onomstotelijke waarheid hield, de twaalf artikelen van het geloof kon staan liegen, samen met hem in een en dezelfde kerkruimte, terwijl hij ze niet loog maar voor waar hield. Helaas is deze houding voor mij nog niet mogelijk. Ook werd mij geadviseerd om de rituele handelingen en gebeden dan maar als symbolisch te zien, maar ik word dan meteen gekweld door de leer van de kerk, die zegt dat ze niet symbolisch zijn en dat alles echt en werkelijk is wat er gebeurt, gezegd en voorgelezen wordt.. Maar misschien kan men ook betogen, dat de werkelijkheid van een symbool een hogere werkelijkheid is of aanduidt dan de zintuigelijk waarneembare, historische of juridische waarheid, en dan de officiële leer van de kerk naast zich neerleggen, wetende dat je dan maar een minderheid binnen de kerk vertegenwoordigt en dat je niet in staat zult zijn om binnen de kerk je mening te uiten zonder meteen je plaats te worden gewezen.

Nu iets over onze zintuigen waarmee wij het goddelijke al dan niet kunnen waarnemen.

Wat zeggen mij deze zintuigen? Allereerst, dat ik alleen dat kan kennen, zien en voelen wat ik met mijn zintuigen waarneem. Deze zintuigen kunnen reacties oproepen in gevoel en lichaam zoals honger, nieuwsgierigheid, drang tot vervulling van biologische functies, vreugde, verdriet, kortom alles wat wij daadwerkelijk beleven. De Friese filosoof Hemsterhuis toont aan, dat er buiten wat wij zintuiglijk kunnen waarnemen, het materiële dus, er ook een immateriële werkelijkheid bestaat, maar dat doet hij niet op echt overtuigende wijze. Hoogstens toont hij aan dat er een immateriële werkelijkheid mogelijk is, en niet noodzakelijk er moet zijn. Ook latere wetenschappers van naam zoals Carl Jung gaan ervan uit dat er bijvoorbeeld zoiets als een ziel bestaat.

Wat zien we nu echter met godsdiensten? We zien om ons heen dat door ons gewaardeerde mensen zoals opvoeders, leraren en mensen uit de gemeenschap verhalen als leidraad nemen, die ons vertellen hoe we moeten leven, en dat de onzichtbare, immateriële wereld concreet wordt geduid met genade, bekering, paradijs, verzoening, zonde, heiligheid, enzovoort in de christelijke godsdiensten. In de Islam zien we ook een paradijs, een zeer aanwezige persoonlijke God Allah, dingen die halal zijn en dingen die haram zijn, een noodzakelijke bedevaart naar Mekka, engelen, martelaren, ramadan, enz. Doen we dat niet op die manier, en hechten we geen geloof aan die verhalen, dan betekent dat rampspoed, niet alleen voor ons, maar ook voor de mensen om ons heen. Deze verhalen hebben namelijk te maken met de diepste reden van bestaan, met onze bestaansgrond, en die is immaterieel, niet direct met de zintuigen waar te nemen. Maar die wel de wereld heeft doen ontstaan, en ons opdraagt hoe wij ons moeten verstaan met die wereld in ons denken, voelen en handelen.

In elk geval, godsdiensten bestaan niet uit analyses, zoals de pastor ook zei, maar uit min of meer symbolieke verhalen, die door de leidende elites in de godsdienst per definitie als waarheid worden geproclameerd en uitgeroepen, als werkelijke voorvallen,, geschiedenissen en verklaringen. De gelovigen worden geacht dank zij deze verhalen door te dringen tot het wezen van alles en op een of andere manier sterker en gelukkiger te worden, en hulp te ontvangen in dit benarde bestaan op aarde. Veel gelovige mensen passen ook het analyseren toe op deze verhalen, zoals bijvoorbeeld Calvijn zijn aanname van de predestinatie poneerde, beïnvloed door methoden die in de toenmalige wetenschap in opkomst waren - geen Middeleeuwer maakte van die predestinatie een probleem. Zij is een van de vele tegenstrijdigheden in het christelijk geloof die wij tegenkomen als we hun verhalen met de instrumenten van de logica of de natuurkunde te lijf gaan. Doordat echter Calvijn als een soort Mohammed wordt gezien door vele protestanten, heeft hij deze pseudo-analyses aan hun geloof toegevoegd, tot het ongeluk van zeer velen, zoals ook in andere godsdienstige richtingen mensen ongelukkig worden doordat hun leven hen in omstandigheden heeft gebracht die als zondig of afvallig worden aangemerkt door de officiële leer.

Ik heb inderdaad moeite met een God die ons wereld en leven laat zien als plan van hem en dat wij volgens Zijn plan moeten leven. Er is in mijn ogen geen plan, alles wat er is, is er zoals het is. Alles wat er is, is onderdeel van de Godheid en vertegenwoordigt de Godheid in al Zijn aspecten. Wat door Spinoza in koele redenering is ontdekt, dat wordt door de moderne natuurkunde empirisch bevestigd doordat zij steeds weer op niet te doorgronden verschijnselen stuit, die door geen rekenmethode of welk model dan ook te bevatten zijn. Dat stelt mij voor de opgave om de achterhaalde visie op een Godheid anders te herzien, niet als een model waarin een superwezen dat ooit alles heeft geschapen, aan de knoppen zit om zich alles te laten ontwikkelen zoals het zich ontwikkelt, terwijl wij stervelingen hem helpen om zijn doelen te bereiken, volgens instructies ons aangereikt in heilige boeken.

Het grootste deel van zich christelijk noemende mensen gaat echter nog steeds hiervan uit, en daarin verschilt m.i. het Christendom van de Islam. De Islam specificeert veel minder wat Allah precies “wil”, en draagt haar aanhangers op zich aan Zijn wil te onderwerpen, niet zozeer eraan mee te werken of Hem te helpen. Weliswaar is de Islam een missionerende godsdienst en streeft ze evenals het Christendom naar verbreiding van haar godsdienst over de hele wereld, en doet ze dat om Allah te dienen, maar veel minder vanuit de idee dat wij mensen zouden weten Wat God van ons wil, en/of dat Hij een plan met ons zou hebben, waarvan wij ook kennis hebben. Onderwerp u aan Allah en alles zal goed komen, zo is de boodschap. En als het niet goed komt, is ook dat Allah’s wil en hebben wij ons er aan te onderwerpen.

Het ziet ernaar uit dat wij de enige wezens zijn in het hele universum dat denkt en voelt zoals wij dat doen. Op het bekende microscopisch kleine, nietige stofje dat aarde heet, en dat elk moment vernietigd kan worden door een rondvliegend stuk steen uit de Oortwolk, een in onze ogen gigantische, maar op kosmologische schaal enorm klein wolkje van cirkelmatig rondvliegende rotsblokken tussen Mars en Jupiter. Hahaha, lijkt de de Godheid te lachen, en hij laat ons zien hoe volgens zijn plan zo’n rotsblok uiteengescheurd wordt in kleinere brokjes, die elk op de superplaneet Jupiter neerplonzen en daar gaten veroorzaken in de stroperige atmosfeer, die groter zijn dan de aarde. Zoiets is in de geschiedenis van de aarde al diverse keren op die aarde gebeurd, gelukkig maar waren de rotsblokken kleiner dan die enkele jaren geleden op Jupiter neerploften. Hahaha, lacht hij nogmaals, en laat ons de zonnevlammen zien die groter zijn dan enkele tientallen doorsneden van de aarde zelf. Let op mensjes, dat jullie je beschermende atmosfeertje niet beschadigen, want dit zonnetje zal jullie roosteren met zijn straaltjes. Let ook op dat jullie niet teveel aan de gang gaan met atoomsplitsing, kijk maar wat er in Japan gebeurt met een paar van jullie atoomfornuisjes.

De mens bestaat volgens de nieuwste inzichten reeds ongeveer 250.000 jaar. Toch is die periode maar een uiterst klein deel van de geschiedenis van het leven op aarde. Als we die geschiedenis voorstellen als een tijdbalk over twee gestrekte armen van een man die zijn armen gestrekt houdt, dan is die periode slechts het randje van de nagel van zijn vinger, dat hij van tijd tot tijd afknipt. Laten we het dan maar niet hebben over de geschiedenis van de aarde in zijn totaliteit, waarop het leven twee miljard jaar begon, en anderhalf miljard jaar voortsudderde in de vorm van bacterie-achtige wezentjes, opgevolgd door kleine schaaldiertjes, die het ook al heel lang uithielden. Tweehonderdvijftigduizend jaar. De stichters van de moderne godsdiensten kwamen lach niet vijftienhonderd tot drieduizend jaar geleden op de proppen. Heeft de de Godheid ons zo lang in onzekerheid gehouden? Volgens veel orthodoxe christenen is de wereld zoals wij die kennen, vierduizend jaar geleden geschapen, er zijn er zelfs die archeologische en natuurkundige vondsten en theorieën geheel in die zienswijze weten om te buigen, hun gehoor is enthousiast en wil van geen andere kijk op de wereld weten, en zeker ook niet van de evolutie-theorie, die in zijn moderne vorm met wiskundige zekerheid heeft aangetoond dat elke nieuwe soort gebaseerd is op toeval, en niet op een of ander plan van de Great Architect. Een toevallige mutatie, die juist in die natuurlijke omgeving meer geschikt bleek tot overleven en voortplanting dan andere, niet-gemuteerde soortgenoten. Toevallig, omdat juist zij geschikter bleek onder de veel grotere aantallen mutaties die tot ondergang waren gedoemd.

Blijft er dan slechts domme godloochening over? Nee, ik weet zeker van niet, ook Spinoza was geen domme godloochenaar zoals zijn tijdgenoten hem graag afschiderden.

Ooit heb ik een zelfvoldane kunstenaar horen zeggen: de mensen zien mijn werken niet, omdat ze overal zo overduidelijk aanwezig zijn. De de Godheid zou die kunstenaar kunnen zijn. Het is het wonder niet dat de de Godheid liefde zou zijn of de totale goedheid, immers een dergelijke opvatting kan alleen maar teleurstelling opwekken, maar het wonder is dat wij als mensjes hem mogen vertegenwoordigen, zelf weerspiegelend al wat we met onze zintuigen om ons heen zien. Een vis is een groter wonder dan de wonderbare visvermenigvuldiging. Het lot van de mens is net als bij de rest van de levende natuur zelfbehoud en streven naar welzijn, dat is wat we na moeten streven willen we onszelf behouden. Dat kan alleen door mededogen, meewerken aan het heil van onszelf en daardoor ook van de ander. Dat is precies wat ook Spinoza bedoelde: hij erkende ons streven naar wat wij “het goede” noemen, maar koppelde dat los van dogma’s en leerstellingen. De natuur in zichzelf is niet het goede, maar onze opdracht, zo we van een opdracht kunnen spreken, is het goede nastreven. In mijn ogen is dat een noodzakelijkheid die door een natuurwet aan ons is opgelegd anders sterven wij uit. God is volgens Spinoza gelijk aan de bestaansreden van de natuur, en ligt dus ook ten grondslag aan de evolutie, net zoals aan de zwaartekracht en het e=mc2 door Einstein ontdekt.

Mens als ik ben, blijf ik voorlopig geërgerd worden door orthodoxe vroomheid, misschien komt er een tijdstip waarop ik dat niet meer doe. Ik ben geen esoterist, geen kabbalist, niets van dat alles, ik ben een ietsist in de positieve betekenis van het woord, er is een iets dat wij niet kennen en niet kunnen kennen, we moeten het doen met de zintuigen en met het bewustzijn, dat meer esoterisch of religieus ingestelde mensen ziel noemen. Het bewustzijn of zo u wilt de ziel is de ontvanger van de berichten die de zintuigen aan mij toesturen, de zintuigen zijn stoffelijk-biologisch aanwijsbaar, terwijl velen menen dat het bewustzijn of de ziel dat niet is, hoewel ik er voorlopig van uitga dat ook de ziel in materie besloten ligt.. Of deze ziel na de dood blijft voortbestaan, met onze stoffelijke zintuigen nemen wij niets waar dat daar ook maar enigszins op wijst. Wat wel blijft voortbestaan, dat is bijna net zo zeker waarneembaar en voorspelbaar als de dood zelf, dat is het voortbestaan van datgene wat het voortbestaan van het universum en de natuurwetten garandeert. Dat bestaat voort, en dat ik geboren ben is eindig toeval. Ik heb twee broers die tweeling zijn, de een is ernstig verstandelijk gehandicapt en de ander een intelligente man vol talenten die hij goed gebruikt. Ik vroeg hem onlangs: heb je er nooit bij stilgestaan dat jij misschien je tweelingbroer bent, en dat hij eigenlijk jou is? Ik vond de vraag eigenlijk absurd en bijna ongepast, maar ja, daar had hij als kind van een jaar of tien vaak aan gedacht. Maar omdat ze tweelingen waren, ligt zo’n vraag meer voor de hand dan bv. bij mij en een vrouw in Tibet of Siberië. Lezer, zoals u daar zit, u had mij kunnen zijn, misschien bent u mij wel, en ik had u kunnen zijn, en misschien ben ik u wel. Als dat zo is, en waarom zou dat niet zo zijn, dan blijf ik na mijn dood in u voortleven, en sterft u als ik doodga, terwijl u denkt nog te leven.

Helaas grijpen mensen dikwijls godsdienstige motieven aan om elkaar te bestrijden en ongelukkig te maken. Want hoevelen menen niet dat zij hun eigen ik zijn, dat zij eigenstandige wezens zijn met een opgedragen edele en hoogverheven taak, namelijk het behoud of de verspreiding van wat in hun ogen waardevol is, maar wat in feite relatief is of zelfs ronduit schadelijk. Wanneer iets waardevol is dan zal het ook aangenomen worden en gezien worden door velen, met hun zintuigen, zoals Jezus zei: “aan de vruchten herkent men de boom”. Helaas gebruiken velen niet hun zintuigen, maar laten zij zich leiden door verhalen en heilige instructies. Zij juichen het ontstaan van een echte mensheid, de hele aarde omvattend, niet toe, maar bestrijden dat juist, in de blinde en dove mening hiermee de mensheid te redden.

Sunday, April 17, 2011

Intermezzo

Intermezzo Ik sta voor de etalage van een boekwinkel en zie diverse katholieke en christelijke titels. Hier hub ik dus afscheid van genomen. Bibliotheken vol boeken zijn er geschreven aangaande alle theologische onderwerpen die je maar kunt bedenken, het is een wereld van waarheidsvinding, ethiek, vroomheid en uitleggerij (eschatologie). Nadat ik na tien jaar het boek van Carotta had gelezen, stortte deze wereld compleet voor mij in. In die tien jaar bekeerde ik mij weer tot de RK kerk, en werd weer gelovig. Na drie jaar kerkgang en het ondanks inspanning niet kunnen vinden van religieuze inspiratie in de kerk, las ik opnieuw Carotta en nog enkele andere werken aangaande de eerste eeuw van het christendom. Daarnaast had ik ook Daniel Bennett gelezen over de evolutietheorie en geluisterd naar de hoorcolleges op CD van Herman Philipse over godsdienst-filosofie. Wanneer het evangelie gebaseerd is, geplagieerd op, de levensgeschiedenis van Julius Caesar, en wanneer zeer vele christenen geloven dat de gebeurtenissen die in het evangelie worden beschreven gebaseerd zijn op een kern van waarheid, en dan met name die welke genoemd worden in de twaalf artikelen van het geloof, is dat niet iets dat mij kan inspireren tot op het bot van mijn religieuze gevoelens. Anderen kunnen daar blijkbaar wel in meegaan, want mensen die ik hierover sprak reageerden met een “nou en” en bleven gewoon naar de kerk gaan. Weer anderen, uit de orthodoxe hoek, wilden er niet eens naar luisteren, en vonden elke vergelijking tussen hun Jezus en Julius Caesar een ongehoorde godslastering. Ik schaar mij achter Spinoza en Goethe enerzijds, en achter de evolutionisten zoals Bennett, anderzijds. Inmiddels heb ik ook afscheid genomen van de Vrijmetselarij. Hun beroep op de Opperbouwmeester des Heelals, hun oproep zich op te maken tot de bouw van leven en wereld, die deze Opperbouwmeester ons laat zien als een te voltooien bouwwerk, ook daarin kan ik mij niet vinden. Maar dat zou nog tot daaraan toe zijn, en ik respecteer hun streven dan ook, maar ik ben onmachtig om van harte mee te doen aan hun bijeenkomsten als een broeder onder hen, want ik voel me er een vreemde eend in de bijt. Dat ligt niet aan hen, maar aan mij, want mijn hele leven heb ik al moeite gehad bij te “gedragen” in drukke gezelschappen en echte vrienden heb ik nog nooit kunnen maken. Er blijft mij weinig “geestelijks” en/of “spiritueels” over, en ik kan me er dan ook niet meer mee bezighouden omdat het mijn belangstelling niet meer heeft. In de volgende hoofdstukken van deze blog zal ik proberen uit te leggen hoe dat komt.

Thursday, April 14, 2011

Evolutietheorie en godsdiensten

Charles Darwin en geleerden na hem, hebben de evolutietheorie ontwikkeld tot een theorie die alleen maar kan concluderen dat alle levensvormen zoals we die nu kennen, het gevolg zijn van reeksen toevalligheden. Toevallig ontstonden er individuele dieren, planten enz. die geschikter waren om te overleven in hun omgeving dan andere van dezelfde soort, waardoor die soort zich meer aan die omgeving ging aanpassen. Andere individuen lukte dat minder of niet, en stierven uit. Drie bedreigingen moeten alle individuele schepselen het hoofd bieden: de natuur, roofdieren en ziektekiemen (die dus eigenlijk ook roofdieren of parasieten zijn). Deze bedreigingen doen zich overal in allerlei vormen in meer of mindere mate voor, en alle aanpassingen moeten dus de soort bestand maken tegen, of profijt leren trekken van, levende wezens, microben en natuurlijke omstandigheden zoals bodemgesteldheid, temperatuur e.d. in de omgeving. De soorten die daarin slagen, overleven, de soorten en individuen die dat niet lukt, gaan te gronde.

We moeten volgens de evolutietheorie afleren om te denken in termen van doelgerichtheid, nuttigheid, planmatigheid enzovoort in de natuur. De natuur heeft geen doel dat wij als mensen kunnen waarnemen.. Een mooi voorbeeld daarvan zijn de tepels op de mannenborst. Die dienen geen enkele functie, hoe hard sommige onderzoekers er ook naar gezocht hebben. De verleiding om te denken in die termen is erg groot, mensen vinden het makkelijk om aan te nemen dat alles in de natuur een functie heeft, en als die niet meteen waarneembaar is, er dan ook naar te zoeken.

Natuurlijk heeft de evolutie van de soorten geleid tot een systeem waarin alles “een functie heeft”: vogels verzamelen takjes om een nest te bouwen, het hart is er om bloed rond te pompen, pijn heeft als functie ons te waarschuwen voor beschadiging van het lichaam, enzovoort. Het is moeilijk aan te nemen, dat al deze nuttige uitwerkingen het gevolg zijn van een miljarden jaren durend proces van vallen en opstaan. We kunnen ons immers ook geen voorstelling maken van hoe lang een miljard jaar duurt. Toch zijn er ook voorbeelden van zeer snelle evolutie, waarin we duidelijk kunnen zien hoe soort-aanpassing verloopt. Fruitvliegjes en bacteriën worden in laboratoria blootgesteld aan wisselende omstandigheden, waardoor dankzij de snelle voortplanting verandering in soort waargenomen kan worden. En denk ook aan de strijd tegen virussen en bacteriën, die maar enkele jaren nodig hebben om zich aan te passen aan onze bestrijdingsmiddelen en dan in een gemuteerde versie weer opduiken, soms gevaarlijker dan de vorige versie.

Enkele malen is geprobeerd om deze evolutietheorie ook toe te passen op de menselijke wereld, zoals de ontwikkeling van ideeën en door mensen bedachte systemen, zoals organisaties. De geschiedenis van de mens, de concurrentiestrijd tussen bedrijven en machtspolitieke gevechten en samenwerkingsvormen geven daartoe aanleiding. We zien dan, dat net als in de natuur, die ideeën en organisatie- en samenlevingsvormen overleven en succes hebben, die het beste aansluiten bij de omgeving van andere ideeën en andere samenlevings- en organisatievormen.. En tot onze verrassing merken we, dat zelfs wapengeweld en oorlogsoverwinningen niet in staat zijn om dat evolutieproces tegen te houden, op lange termijn wel te verstaan.

Een cruciale rol hierbij vervult de wetenschap, zoals we die nu kennen en zoals ze zich sinds de tijd van de Romeinen in het westen heeft ontwikkeld. De mens, die (zoveel als mogelijk is) afstand neemt van zichzelf, van de eigen vooringenomenheden en emoties, en zijn zintuigen gebruikt als waarnemingsinstrument, met wiskunde en waarschijnlijkheidsrekening als hulpmiddelen.

De wetenschap is op zichzelf ook een ideeën- en organisatiesysteem temidden van andere ideeënsystemen en organisatievormen., die zich bedreigd kunnen voelen, denk maar aan vorsten en religie. Vorsten en staten kunnen de wetenschap voor eigen doelen aanwenden, en dat zijn dikwijls niet de doelen die de eigen bevolking het meest dienen, maar de overleving en het succes van het vorstenhuis of de staatsvorm. Zo zijn bijvoorbeeld mensen in oosterse landen erg goed in mathematische wetenschappen, maar veel minder in psychologie en andere menswetenschappen: oosterse staten hebben meer belang bij de beta-wetenschappen dan bij de menswetenschappen. Zo zijn bijvoorbeeld mensen uit de meeste Afrikaanse landen erg goed in het leggen en onderhouden van contacten en relaties, en veel minder goed in het zich als individu handhaven in een anonieme stad, of het kiezen van de juiste man op de juiste plaats in een bedrijf. Dat laatste is slechts goed mogelijk in westerse landen, waar de ontwikkeling en maatschappelijke groei van de wetenschappen in het verleden heeft plaatsgevonden.

Laten we na deze korte inleiding de godsdiensten eens nader bekijken.

Godsdiensten zijn denksystemen die inspelen op de behoefte van de mens om zichzelf een beredeneerde plaats geven in de wereld om hem heen. Er zitten twee mentale eigenschappen in deze definitie (die eigenlijk geen complete definitie is) die strijdig zijn met elkaar: namelijk “beredeneerde” en “wereld om hem heen”. De wereld om je heen ervaar je niet als een computer of robot, maar als gevoelswereld. Je hebt een bepaald karakter, met dingen die je leuk, mooi, aantrekkelijk, of juist lelijk, afstotend en saai vindt. In ieder mens zijn deze verschillend, en kunnen in de loop van de tijd veranderen. De cultuur waarin je leeft en de opvoeding (of het gebrek daaraan) zijn van grote invloed op het leerproces waarin je dingen voelt zoals je ze voelt. Het eerstgenoemde element in de definitie, “beredeneerd” geeft aan dat je die gevoelens probeert te beredeneren. Want zonder die beredenering, of liever gezegd “zingeving” heb je het gevoel dat je niet meer weet waar je mee bezig bent, het is als het ware een soort automatisme. Je vindt jezelf prima, en geen doelloos dolend wezen in het leven van alledag. Alles moet een doel hebben, of een reden.

Dat doel en die reden biedt de godsdienst. De wereld is niet zoals zij is, maar gewild, door een hogere macht. Een hogere macht, want geen mens kan het laten stormen en geen mens kan een zee maken of bergen, of bomen laten groeien, enzovoort enzovoort. Wijzelf zijn het product van onze voorouders, en we weten dat die zichzelf ook niet hebben gemaakt. Noodlot of geluk dat ons overkomt, en waarvoor wijzelf geen vinger hebben uitgestoken om het te veroorzaken, moet ergens anders vandaan komen. We hoeven ons niet eens de vraag te stellen waarom de wereld is zoals ze is, we hoeven alleen maar aan te nemen dat alles een oorzaak heeft met een vooropgezet doel. Het nare is nu, dat we die oorzaken niet kunnen zien of vinden, de hogere machten laten zich niet zien. Het is dus wel duidelijk dat we ze maar beter te vriend kunnen houden, want dat ze machtig zijn is wel gebleken en blijkt elke dag opnieuw.

Dan staat er iemand op die op een of andere manier (meditatie, openbaring) contact heeft gehad met de hogere machten. Of wij menen aan sommigen onder ons te zien dat zij goed met de hogere machten kunnen opschieten. Want we zijn mensen, nietwaar, en mensen leggen er zich niet zomaar bij neer dat ze iets niet kunnen beïnvloeden. De hogere machten moet je te vriend houden en dat kan alleen door die dingen te doen die zij graag zien, en die dingen te laten die zij verafschuwen. Vaak zijn dat dingen die wij zelf ook wel minder graag zien zoals stelen, zomaar doden van bekenden en familieleden, liegen, bedriegen, overspel, mishandeling enzovoort. En wat wij ook graag zien is hulpvaardigheid, je aanpassen zoals je mening opschorten, vrijgevigheid, vriendelijkheid, gastvrijheid, je verantwoordelijkheid nemen voor je kinderen en ouders, en ook voor je verdere familie, trouw zijn, enzovoort. Een hogere macht die ons beveelt te stelen of te moorden, dat zou kunnen, want die dingen gebeuren gewoon ook, maar dat noemen we liever een kwade macht, die “bezworen” moet worden, d.w.z. wel te vriend houden, maar op zodanige manier dat hij onze deur voorbijgaat.
(wordt vervolgd)

Wednesday, January 12, 2011

Religion and worshipping I

In some languages (e.g. Dutch) there are two different words for “religion”: religion (Dutch: “religie”) as an internationally recognised word, and “worshipping God” (Dutch: godsdienst). In this contribution to my blog I want to elaborate this difference, thus making clear the significance of religion for people as human beings. We will discover that religion is a deep-rooted psychological need of most normal humans (I exclude mentally damaged people, and also extremely “religious” people) First of all, what does religion really mean?

According to Christian churches (I heard it many times) “religion” is derived from the Latin word “religare” which would mean: “restoring the connection” (“ligare” means “binding”, and “re-” is a suffix that means a repeat). This would be the connection between God and men, which has been broken by sin and evil. But I looked it up in my Latin dictionary and found that “religio” originally means “serious concern, serious objection”. Only later it got the meaning of religion which it has in English, namely “a more or less coherent set of ideas, symbols and stories intended to give meaning to the existence of mankind in his social and natural world, and which is sustained by a more or less official set of rituals, rules and norms of behaviour reinforced by officials appointed by the adherents of one particular set of ideas, symbols and stories, and/or by their representatives (priests, vicars, imams, etc.) or education role tenants (parents, teachers)”. (definition by me).

The abovementioned meaning which Christian interpreters attach to the word “religion” is coloured by Christian religion itself, which pre-supposes a separation between an almighty and all-good God and men, a separation that can be restored by practicing faith in an honest and integer way. Christians, Muslims and Jews (Jews to a far less extent) see their religions as the only way to completely fulfil the human need to give meaning to their existence in this world.They see religion as “worshipping God” (godsdienst). If you don’t worship God you are a heathen, a “non-believer”, an “atheist”. Muslims and Christians have got a divine assignment to strive for the convertion of these non-believers, or at least let them know that they don’t belong to the “right” group, which is the group of believers they themselves belong to, by hindering their “wrong” rituals, symbols and ceremonies, by discriminating them in social en economic life etc. Examples: forbidding women to wear Muslim clothing in Western countries, official and open discrimination of non-Muslims in most Muslim countries. Looking back into history, and a few Muslim countries today, one sees even punishment to death of behaviour which is considered as offensive to the officially recognised worship or rules.

To be religious, in my view, it isn’t needed to belong to such a religious worshipping group, which call themselves “church”, “brotherhood” etc. I experienced this when I, as a Roman Catholic, repeatedly had to cite the “Twelve Articles of Faith” during the Holy Mass. I noticed that most of these articles I didn’t believe in, and yet I continued being moved by religious feelings during the Mass. I knew that these articles had been written down and issued like a kind of law, during the reign period of the first Christian emperor Constantine. I also noticed that I had a strong conviction that the examples (not the miracles but the teachings and actings) of Jesus Christ, as described in the Gospels, were the most important and perfect description of how a human had to live. Not in order to gain eternal life in heaven (I don’t believe in life after death), but to acquire a less imperfect world than we had up to now.

On top of that, I felt I had read more books and articles about early Christianity than my fellow-worshippers gathered in the Holy Mass, maybe except for the celebrating priest. Gradually I got convinced that the gospels were “only” myths and that nothing told to us in the Gospels, was real history. Even the historical existence of Jesus is severely doubtful. Nowhere in what historical document whatsoever, his important and world-shaking deeds, wonders or preachings, nor his death at the cross, are reported. Only the “Christians” are mentioned, and in two places (Tacitus, Flavius Josephus) something of the stories they believe in. There are scholars who are almost 100% sure, based on meticulous study and research, that “Christ” (the Christ Paul is preaching) was a mythical figure, seated in heaven and as a martyr punished to death, who had to be brought to life as a human person, preaching to real humans, in order to spread Christianity as a worshipping church over the world, and this was accomplished in the gospels. There were many, many gospels, an only four of them have been selected as the official gospels at a meeting of Christian bishops, centuries after Christ would have lived. Also the gospels themselves have been written decades after life and death of Jesus. The letters of Paul, included in the Christian Bible, have been written long before any gospel had been written, which explains that Paul nowhere refers to wonders or events in the gospels, except to what it’s all about, namely his death as a divine martyr, and his presence in heaven from where he will return to judge the living and the death.

Johann Wolfgang von Goethe states in his “Dichtung und Wahrheit” (Poetical fabrication and Truth), that a beginning religion is a wonderful phenomenon. He takes the religion of Zoroaster, practiced in Persia, as an example. The misery, he says, starts when “official” religious leaders take over the power in determining what behaviour is according to the rules, and what behaviour isn’t. They state the laws and rules of the details of ceremonies, rites etc., in modern words: the religion becomes an official worshipping group, with rules and regulations. Zoroaster was a very poetical founder of his religion, and we may doubt if he himself wanted such an organisation as Goethe saw. Goethe found the core of the matter, namely worshipping light and purity, and the existence of two equal and counterbalancing forces in nature namely Good and Evil, especially valuable, but why this circus of detailed and obliged rites and ceremonies? I think Goethe hit the core of the matter. The rules and ceremonies, one and only prescribed interpretation of a Holy Book, the power exerted by many priests, imams, shamans, bishops, ayatollahs, muftis etc. lead only to drifting away from the core of the matter. Did Jesus order the building of enormous church in Rome in all its pump and circumstance? Yes, did Jesus even order his followers to constantly praise and glorify God whom he called his father? He only taught to us one simple prayer.

I will continue next time, otherwise this blog item will be too long.