Islam in Nederland: wat is politiek-maatschappelijk correct?
Gisteren zag ik een interview van Andries Knevel met Geert Wilders, en daarvoor had ik een uitgebreid artikel gelezen in HP-De Tijd over Wilder’s ideologische bronnen in Scandinavië. Hij is voor de rechter gesleept vanwege het beledigen van bevolkingsgroepen.
Men kan zeggen dat ’s mans methoden en aanpak niet de schoonheidsprijs verdienen, maar in de kern wijst hij op een reëel gevaar. Zijn tegenstanders doen geen enkele moeite zijn argumenten te ontkrachten, maar maken hem belachelijk. Veel goed-geïntegreerde moslims reduceren hem tot een “klein mannetje naar wie het niet de moeite waard is te luisteren”, intellectuelen en politici noemen hem een opruiende populist, en sommigen noemen zijn partij een soort NSB. Toch haalt hij 20-30 kamerzetels in de virtuele verkiezingen.
Toch zijn het diezelfde tegenstanders, te zoeken in vooral PvdA-kringen en verlichte moslims, die het beeld oproepen van gevaar, Wilders verwoordt het alleen. De jeugd ziet dat gevaar niet, die ziet in de Islam een manier om zich te profileren en af te zetten tegen de “gevestigde orde” en genieten volop van de vrijheden in dit land. Onlangs zag ik op een weblog een foto van twee vrolijk de camera inkijkende, hoofddoekjes dragende jongemeiden, die zich er blijkbaar niet van bewust waren dat het zich zomaar op de foto laten zetten door een onbekende fotograaf op straat totaal niet haram is, zeker niet voor vrouwen. De Islam is voor hen hoogstens een spirituele verrijking, en zeker geen schrikbeeld, vandaar hun hoofddoekje.
Wilder’s tegenstanders roepen dat Wilders de Islam demoniseert. Heus, het maakt niet uit of je moslim bent, je bent ook Nederlander en je eerbiedigt dus de Nederlandse wetgeving. Zij keren zich ook tegen “moslim”-jongeren die zich misdragen. Echter, nooit zul je van hen een woord van kritiek horen op moslimgebruiken, op de Islam of de Koran, zoals veel Nederlanders dat wel doen. Hoe verklaren zij dat overal in het Midden-oosten christenen worden gediscrimineerd, het leven zuur gemaakt en weggepest door moslimbroeders? Waarom dragen zij hoofddoekjes in een soort masochisme, want ze weten dat ze hierover op straat en openbare ruimten opmerkingen krijgen? Zo van lekker puh, ik draag als een soort martelares een hoofddoekje, een soort vlag op mijn hoofd? Hoe verklaren zij de opmerking die je vaak hoort van moslims: wacht maar, straks zijn wij de baas want we krijgen veel meer kinderen dan jullie en we blijven immigreren, straks zal ook hier sharia heersen? Hoe verklaren zij de onmogelijkheid voor westerse vrouwen om in landen als Pakistan blootshoofds over straat te gaan, laat staan dat een christelijk priester dat doet in zijn ambtsgewaad? Het verbod op het importeren van een bijbel, de doodstraf of uitstoting en verbanning als men zich bekeert tot een ander geloof? Het strenge verbod om een ander geloof te prediken dan de Islam, behalve voor eigen geloofsgenoten in de kerk? Is dat niet in naam van de Islam, of is dat een ander soort Islam, waar zij dus geen, ik herhaal geen afstand van nemen, maar alleen van zeggen: in dit land moet men de wetten van dit land naleven om er vervolgens achteraan te denken: tot ook hier de sharia zal zijn ingevoerd.
Wat heeft Geert Wilders nu eigenlijk misdaan? Ik heb hem nog nooit op een racistische opmerking betrapt zoals Hitler en kornuiten dat deden bij de Joden of Amerikanen en Afrikanen bij zwarten, integendeel, hij put zich uit in pleidooien voor godsdienstvrijheid, om meteen daarna te zeggen dat godsdienstvrijheid voor de Islam niet bestaat. Het is dus onzin om dezelfde vrijheden toe te staan aan een godsdienst die zichzelf superieur acht, en die zelfs het wetsysteem wil veranderen, d.w.z. staatsgevaarlijk is, als aan andere godsdiensten die je nooit hoort over het aantasten van onze wetten. Is dat logisch of niet?
Nu hoor je als tegen-argument dat lang niet alle moslims zo zijn. Wil de burgemeester van Rotterdam de Nederlandse wetten vervangen door de sharia en is hij daar in zijn ambt mee bezig? Hoe zit het met de plaatselijke politici in de grote steden die toch ook voor een groot deel moslim zijn? Een ervan beweert zelfs dat hij “de Islam thuislaat” als hij met zijn werk bezig is. En we hebben Tariq Ramadan, de bruggenbouwer. Ik ben het nog steeds niet eens met zijn ontslag, maar zie hem wel als een intellectueel die veel doet voor vooral de Islam en ook het propageren van een meer westers-georienteerde Islam. Maar hoe je het ook wendt of keert, per definitie streeft de Islam naar onderwerping, want zij acht zichzelf zonder enige tegenspraak of kritiek te dulden, het enig juiste systeem. Islam betekent ook letterlijk “onderwerping”.
Jezus Christus zei: als u mijn boodschap verkondigt, en de mensen willen niet luisteren, klop dan het stof van uw sandalen en vervolg uw weg. Wat zegt Mohammed en wat zegt de Koran? Dood hen of onderwerp hen. Of is dat enkel symbolisch bedoeld? De Christenen en Joden hoeven niet dood, maar moeten hun godsdienst in het verborgene beoefenen, extra belasting betalen, en worden geweerd uit openbare ambten. In de praktijk gaat dit nog verder, maar dat is iets van de laatste jaren, sinds de opkomst van het fundamentalisme.
De Islam belemmert ook de ontwikkeling van mensen. Studeren is immers niet nodig, want de Koran heeft overal een antwoord op, zoals op TV tijdens een debat een overtuigde moslim glimlachend hoorde zeggen, en die glimlach was niet omdat hij het ironisch bedoelde, maar het was de glimlach van de wijze alweter. Moslim-studenten, knoop dat in uw oren. En zeker geen menswetenschappen (sociologie, psychologie, laat staan godsdienstpsychologie) of letterkunde van een westerse cultuur. Op de hotelschool heb ik lesgegeven aan moslimstudenten, die vrolijk alcohol dronken tijdens de lessen in wijnkunde, en bier op studentenfeestjes, maar diep beledigd waren toen ik een geschilderd portret van Mohammed liet zien. Wel de vrijheden die men hier geniet, maar niet de inhoud van de godsdienst. In islamitische landen kent men dat onderscheid helaas niet. Kritiek op de Islam is hier in het land een groot taboe, respect is wat geëist wordt, ook voor daden, gebruiken en gewoonten in islamitische landen, het “huis van de Islam”.
Thursday, December 10, 2009
Wednesday, November 25, 2009
Hubble's law and beyond
A TV program and a book made me decide, once and for all, that at the borders of the observable the laws of logic are no longer valid. Maybe they will be replaced there by other laws, which we don’t know (yet), but probably they will, if they exist, be beyond the scope of human capabilities to understand. For the time being we ‘ll have to live with ignorance about any systems, logic, or predictability in this world around the borders of observation.
When I read that an observation itself influences the behaviour of a tiny hardly observable particle, like if I observe a tree and make it suddenly appear at farther or nearer distance from me, just because of my observation, or when I read that half a particle, separated from the other half, influences the behaviour of the other half, even at a distance of billions of light years, then I try to understand that further research will be needed to explain these magical phenomena.
But there is more: take the cosmological “law” of Hubble. It assumes that objects in the universe are moving away from each other. This finding is based on the observation that the color of far-away galaxies shows a shift to red which can only be attributed to the fact that it moves from us, like the sound of a train shows a shift in pitch when it moves away from us standing along the railway (the “Doppler effect”). The farther away the galaxy, the more red-shift it shows, so the faster it moves from us. Hubble’s law says that the distance from the earth at which a galaxy is located, divided by the speed at which it moves from us, is constant. In other words, there is a linear correlation between distance and speed: the farther away a galaxy is located from us, the faster it moves from us.
We don’t talk here about miles or even parsecs (= the distance between Earth and Sun) but about millions of Megaparsecs, billions of light-years (a light year is the distance that light travels in one year). We talk about the borders of the universe, the borders of the observable things and events. The Andromeda galaxy, for instance, is located four million light-years away from us, and it moves towards us instead of away from us. This is “allowed” by Hubble’s law, because the distance to our own galaxy is too small (!), and gravity overrules Hubble.
So far, so good. We have to take into account that this knowledge about the universe is very, very recent. People like Einstein gave a boost to cosmology. Before him, we thought that the universe consisted of only the galaxy where we live in, our Milky Way, and in the nineteenth century we were, despite the invention of telescopes, still at about the same level as the ancient Arabs or the Greek (the Middle Ages saw a decrease in knowledge because the Bible was propagated as the ultimate source of all insights).
So the danger is exists that our scientists rely too much on a scientific construction that is built on too weak assumptions. Calculation and logical construction of formulas is patient, computers will always do their work, neatly and correctly according to the rules of mathematics and logic. But we already discovered that on cosmological scale, Euclidian (=traditional, generally understood and accepted ) mathematics don’t work, e.g. the shortest distance between points is, on cosmological scale, not the straight line between the two points, as we all accept it is. Don’t ask me why, I’m not a mathematician or cosmologist.
Now I’m approaching my point, my big question. There is a big anomaly in this story of far-away galaxies that move away from each other (and, according to another cosmological law, by consequence, also from us on Earth). In several publications that try to explain the findings of scholars to us lay-people, I have read that the farther we look into the cosmos, the farther we look into the past. So when I see the planet Mars, I don’t see Mars in its present situation, but in the situation it was twenty minutes ago. The image of Mars takes twenty minutes to travel from Mars to my eyes, at light speed. The same must hold for a galaxy at 10 billion light years away, or a galaxy at 10 million light years away.
Referring to Hubble’s law, scientists discovered around 1990 that our universe is expanding at an accelerating rate. Note well, that the expansion speed already accelerates according to Hubble's law itself in a linear correlation with distance, but now it had been discovered that it also accelerates as a total, so Hubble's acceleration has to be multiplied by a certain factor. Up to then, Hubble’s law was helpful to reason that this expansion rate would be decreasing in time, because of the gravity force. Then there would be a period of balance, after which the universe would start to shrink, ending up in the “Big Crunch”. A nice, symmetrical theory which would explain for a periodic sequence of several universes one after the other: after the “Big Crunch” or maybe even simultaneously, there would be a new “Big Bang”. But now this whole beautiful theory had to be overhauled and replaced by the view on a completely dead and cold universe in the far future with extinguished stars (not stars anymore) moving away from each other, dark and not “aware” of each other, in an unimaginably big empty space without any light or whatever: the almost complete nothing would be achieved, absolute minimal temperature (zero degrees Kelvin) would rule everywhere. So this idea of an expanding universe is not the whole story, it’s also expanding at an accelerating rate. The scientists try to explain the aberration from the laws of gravity by introducing a new force, so weak, that it only works at cosmological scale. It’s more or less the opposite of gravity, it’s pushing objects away from each other.
But my point is: OK, so far so good, but if we are looking back into the past, don’t we have to conclude then that this accelerating speed also took place in the past? Why do cosmologists shout from the roofs that our universe “is expanding at an accelerating rate” when they observe this rate in situations that have been millions, billions of years ago? The closer we get to our Earth, the more recent observations we make, and we see that not that long ago, this speed of moving away objects and galaxies is gradually slowing down, neatly according to Hubble’s law. Preliminary conclusion: the universe is expanding at a decreasing rate, just the opposite of what cosmologists are concluding.
I said “preliminary conclusion” because we also must conclude that we cannot observe things or events beyond the border of the speed of light. We are not able to observe the here and now elsewhere, because of the speed of light, just like we are not able to hear the hammer fall on the pole the moment it hits the pole, when the pole is being hammered a few hundreds of meters away from us. We hear this a second or so after we have seen the hit. We don’t even see it the moment it hits the pole, but the time it takes for the image “pole-hitting hammer” to reach our eye is so extremely short that it’s not observable (although it exists). The only thing cosmologists can do is writing the history of the universe, and extrapolations to the future are doubtful. It’s already impossible to imagine a universe that is distributed evenly all around us, and that looks alike regardless of any location in the universe, with no observable centre or clustering of matter indicating a centre where the Big Bang could have taken place some 13 billion of years ago as the scientists have calculated with the aid of Hubble’s law.
I find myself alone in this question, I read about it nowhere . Everybody seems to take for granted what the scientists proclaim. Either I am struggling with a question just like an ignorant student who still has to see the light, or I’m just concluding something very simple, not by formulas and arithmetic, but by reasoning. But maybe there is a third explanation for my question, the one I referred to in the beginning: we are confronted with the borders of our observable world, and then all kinds of anomalies and illogical phenomena will appear. I think that’s the area where creation starts. Creation isn’t an event that took place in the past, it’s still going on, and we are trying to catch its mechanisms, but must admit we are restricted in our observation and calculation capacities. It’s hard to accept, but true.
When I read that an observation itself influences the behaviour of a tiny hardly observable particle, like if I observe a tree and make it suddenly appear at farther or nearer distance from me, just because of my observation, or when I read that half a particle, separated from the other half, influences the behaviour of the other half, even at a distance of billions of light years, then I try to understand that further research will be needed to explain these magical phenomena.
But there is more: take the cosmological “law” of Hubble. It assumes that objects in the universe are moving away from each other. This finding is based on the observation that the color of far-away galaxies shows a shift to red which can only be attributed to the fact that it moves from us, like the sound of a train shows a shift in pitch when it moves away from us standing along the railway (the “Doppler effect”). The farther away the galaxy, the more red-shift it shows, so the faster it moves from us. Hubble’s law says that the distance from the earth at which a galaxy is located, divided by the speed at which it moves from us, is constant. In other words, there is a linear correlation between distance and speed: the farther away a galaxy is located from us, the faster it moves from us.
We don’t talk here about miles or even parsecs (= the distance between Earth and Sun) but about millions of Megaparsecs, billions of light-years (a light year is the distance that light travels in one year). We talk about the borders of the universe, the borders of the observable things and events. The Andromeda galaxy, for instance, is located four million light-years away from us, and it moves towards us instead of away from us. This is “allowed” by Hubble’s law, because the distance to our own galaxy is too small (!), and gravity overrules Hubble.
So far, so good. We have to take into account that this knowledge about the universe is very, very recent. People like Einstein gave a boost to cosmology. Before him, we thought that the universe consisted of only the galaxy where we live in, our Milky Way, and in the nineteenth century we were, despite the invention of telescopes, still at about the same level as the ancient Arabs or the Greek (the Middle Ages saw a decrease in knowledge because the Bible was propagated as the ultimate source of all insights).
So the danger is exists that our scientists rely too much on a scientific construction that is built on too weak assumptions. Calculation and logical construction of formulas is patient, computers will always do their work, neatly and correctly according to the rules of mathematics and logic. But we already discovered that on cosmological scale, Euclidian (=traditional, generally understood and accepted ) mathematics don’t work, e.g. the shortest distance between points is, on cosmological scale, not the straight line between the two points, as we all accept it is. Don’t ask me why, I’m not a mathematician or cosmologist.
Now I’m approaching my point, my big question. There is a big anomaly in this story of far-away galaxies that move away from each other (and, according to another cosmological law, by consequence, also from us on Earth). In several publications that try to explain the findings of scholars to us lay-people, I have read that the farther we look into the cosmos, the farther we look into the past. So when I see the planet Mars, I don’t see Mars in its present situation, but in the situation it was twenty minutes ago. The image of Mars takes twenty minutes to travel from Mars to my eyes, at light speed. The same must hold for a galaxy at 10 billion light years away, or a galaxy at 10 million light years away.
Referring to Hubble’s law, scientists discovered around 1990 that our universe is expanding at an accelerating rate. Note well, that the expansion speed already accelerates according to Hubble's law itself in a linear correlation with distance, but now it had been discovered that it also accelerates as a total, so Hubble's acceleration has to be multiplied by a certain factor. Up to then, Hubble’s law was helpful to reason that this expansion rate would be decreasing in time, because of the gravity force. Then there would be a period of balance, after which the universe would start to shrink, ending up in the “Big Crunch”. A nice, symmetrical theory which would explain for a periodic sequence of several universes one after the other: after the “Big Crunch” or maybe even simultaneously, there would be a new “Big Bang”. But now this whole beautiful theory had to be overhauled and replaced by the view on a completely dead and cold universe in the far future with extinguished stars (not stars anymore) moving away from each other, dark and not “aware” of each other, in an unimaginably big empty space without any light or whatever: the almost complete nothing would be achieved, absolute minimal temperature (zero degrees Kelvin) would rule everywhere. So this idea of an expanding universe is not the whole story, it’s also expanding at an accelerating rate. The scientists try to explain the aberration from the laws of gravity by introducing a new force, so weak, that it only works at cosmological scale. It’s more or less the opposite of gravity, it’s pushing objects away from each other.
But my point is: OK, so far so good, but if we are looking back into the past, don’t we have to conclude then that this accelerating speed also took place in the past? Why do cosmologists shout from the roofs that our universe “is expanding at an accelerating rate” when they observe this rate in situations that have been millions, billions of years ago? The closer we get to our Earth, the more recent observations we make, and we see that not that long ago, this speed of moving away objects and galaxies is gradually slowing down, neatly according to Hubble’s law. Preliminary conclusion: the universe is expanding at a decreasing rate, just the opposite of what cosmologists are concluding.
I said “preliminary conclusion” because we also must conclude that we cannot observe things or events beyond the border of the speed of light. We are not able to observe the here and now elsewhere, because of the speed of light, just like we are not able to hear the hammer fall on the pole the moment it hits the pole, when the pole is being hammered a few hundreds of meters away from us. We hear this a second or so after we have seen the hit. We don’t even see it the moment it hits the pole, but the time it takes for the image “pole-hitting hammer” to reach our eye is so extremely short that it’s not observable (although it exists). The only thing cosmologists can do is writing the history of the universe, and extrapolations to the future are doubtful. It’s already impossible to imagine a universe that is distributed evenly all around us, and that looks alike regardless of any location in the universe, with no observable centre or clustering of matter indicating a centre where the Big Bang could have taken place some 13 billion of years ago as the scientists have calculated with the aid of Hubble’s law.
I find myself alone in this question, I read about it nowhere . Everybody seems to take for granted what the scientists proclaim. Either I am struggling with a question just like an ignorant student who still has to see the light, or I’m just concluding something very simple, not by formulas and arithmetic, but by reasoning. But maybe there is a third explanation for my question, the one I referred to in the beginning: we are confronted with the borders of our observable world, and then all kinds of anomalies and illogical phenomena will appear. I think that’s the area where creation starts. Creation isn’t an event that took place in the past, it’s still going on, and we are trying to catch its mechanisms, but must admit we are restricted in our observation and calculation capacities. It’s hard to accept, but true.
Tuesday, September 29, 2009
Hoofddoekjes en boerka's: onbenullig of belangrijk?
Dit is de eerste van een reeks korte opstellen waarin overeenkomsten en verschillen tussen enerzijds de christelijk-liberale Nederlandse cultuur, en anderzijds de Islamitisch-theocratische moslimcultuur worden belicht.
Ter toelichting op de titel: in de pers maar ook in de literatuur (bv. Joris Luyendijk in zijn boek "Tipje van de sluier") wordt betwist dat er een "Nederlandse" of een "Islamitische" cultuur zou bestaan. Natuurlijk zijn er binnen de Islam en binnen Nederland verschillende culturen te onderscheiden, maar al die culturen en subculturen hebben toch elementen die hen tot één nationale c.q. internationale cultuursamenbinden. In een van de volgende bijdragen kom ik daar op terug.
De vrijheid van godsdienst is een beginsel dat de vrijheid van een individu of gemeenschap ondersteunt om haar of zijn godsdienst of levensovertuiging te uiten in onderwijs, handelingen, eredienst en en voorschriften. (Artikel 18 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens). Het hoofddoekje is in een aantal Europese landen en Turkije zelf een heet hangijzer geworden. Een hangijzer, omdat hier een concreet en tastbaar onderwerp voorhanden is om te “getuigen”. Des te meer geldt dit natuurlijk voor de boerka. Volgens het bovengenoemd artikel is iedereen vrij om een hoofddoekje of boerka te dragen, toch levert het blijkbaar problemen op in landen die van oudsher bekend staan om hun tolerantie voor de diverse godsdiensten. In België bijnvoorbeeld is het hoofddoekje onderwerp van politieke en maatschappelijke discussie, terwijl de lange rokken van de pastoors en de hoeden en vlechten van orthodoxe Joden daar nooit een probleem waren. Voor België en Frankrijk betekent “scheiding van Kerk en Staat” en “godsdienstvrijheid” dat de openbare ruimte vrij zou moeten zijn van godsdienstige uitingen. Dat is dus niet overeenkomstig de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, en bovendien inconsequent want tot de massale immigratie van moslims gold dit blijkbaar niet voor priesters en orthodoxe Joden.
Nederland kent sinds de Verlichting eveneens een intolerante traditie, maar hier was het tonen van godsdienstige tekens en symbolen in de openbare ruimte uitsluitend toegestaan aan protestanten in het midden en noorden van het land, slechts in het zuiden eveneens aan de Rooms-Katholieken. In de tijd die aan de verzuiling voorafging, was de Nederlands Hervormde Kerk de bevoordeelde kerk, d.w.z. hoge ambtenaren moesten Nederlands Hervormd zijn, zelfs de koning (Willem I) bemoeide zich met het opstellen van regels voor deze kerk. Nog tot de grondwetswijziging van 1989 bestond in Nederland het processieverbod voor protestantse gebieden. De Hoge Raad achtte dit in 1962 niet in strijd met het hierboven aangehaalde artikel uit de Universele verklaring van de rechten van de mens, ondanks ook de in de Grondwet verankerde vrijheid van godsdienst.
Ten tijde van de Republiek, toen de Gereformeerde Kerk (de voorloper van de Nederlands-Hervormde kerk en de veelheid van denominaties die wij “protestanten” noemen) een geprivilegieerde positie innam, benaderde ons land het staatskerksysteem. Volgens artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis (1561) was het de taak van de overheid ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij, en valse godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen’. In 1796 werd de scheiding van kerk en staat een feit. De financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs bij de grondwetsherziening van 1917 markeerde het begin van wat de verzuiling is gaan heten. Het betekende dat vier levensbeschouwelijke hoofdstromingen elkaar particulier verketterden, maar in het openbare leven en in het landsbestuur elkaar gedoogden en zelfs samenwerkten. Twee van die stromingen waren religieus (“confessioneel”) van karakter, twee seculier: Rooms-katholiek, protestants, liberaal en socialistisch. De twee seculiere overlapten ook nog eens voor een groot deel de twee confessionele, en binnen de vier waren ook diverse afsplitsingen en varianten te onderkennen.
Vooral de godsdienst bleek een splijtzwam. Orthodoxe dominees gruwden van het rooms katholicisme, en brachten dit over op de geloofsgenoten. Pastoors waren veel milder in hun oordeel over de protestantse orthodoxie, mogelijk vanuit de defensieve houding die zij in Nederland waren gewend aan te nemen tegenover de “officiële godsdienst”, de godsdienst van de watergeuzen en de Oranjes. Het dédain voor het Rooms-Katholicisme dat Willem I aan de dag legde was ook een belangrijke aanleiding tot de afsplitsing van België van Nederland. De tolerante Willem II kon dit niet meer goedmaken. België beschikte over een invloedrijke katholieke elite, die in Nederland lang zo sterk niet was. Deze elite moest weinig hebben van de protestantse machthebbers uit het noorden. Mogelijk vreesden zij ook het respect voor het gewone volk, eigen aan het protestantisme, en machtsverlies van de kerk die hen steeds ondersteunde. Zo heeft de katholieke bevolking in de provincies Limburg en Noord-brabant zich steeds moeten verdedigen en pas na 1917 verwierven de katholieken officieel volledig erkenning.
Sinds de zestiger jaren heeft een gestage afname plaatsgevonden van het gevoel bij een kerk of godsdienst te horen. Volgens het onderzoek Godsdienstige Veranderingen in Nederland (SCP, 2006) blijkt dat in het jaar 2000 62% van de Nederlanders niet verbonden was met een of andere kerk of godsdienst. Dit percentage loopt in 2020 op naar 72%. De Islam echter blijkt jaarlijks te groeien. In 2000 is 5% van de Nederlanders islamitisch. Dit loopt op naar 8% in 2020, een percentage dat nog 4 maal kleiner is dan dat van de christelijke kerken, en 9 maal kleiner dan het percentage onkerkelijken, die zichzelf overigens voor een onbekend, groot deel nog steeds “religieus” blijven noemen.
De Islam, zoals die beleden wordt door de meeste immigranten, verschilt wezenlijk van het christendom, niet alleen qua inhoud, maar ook qua beleving. De Islam komt voort uit de traditie van volkeren waar men zeer sterk op elkaar en op traditie is aangewezen. Familie en lokale overgeleverde gewoonten en gebruiken spelen een grote rol, er wordt sterk gehecht aan de groep waarvan men lid is, en (misschien wel daardoor) “voorkomen van gezichtsverlies” en “respect” zijn er belangrijke waarden. Dat gezicht wordt al snel verloren, want het aantal regels waaraan “men” zich te houden heeft, en die hun oorsprong vinden in de Koran (althans volgens de gangbare interpretaties onder het volk) is groot. Overtreding ligt steeds op de loer. Waarden die respect afdwingen en het groepsgevoel benadrukken, zijn veel sterker dan in Nederland van oudsher het geval was.
Deze islamitische instroom heeft bij binnenkomst en ook lang daarna geen enkel besef van de waarden en de geschiedenis ervan in Nederland. In Nederland worden elkaars godsdiensten, evenals het atheïsme, gerespecteerd, en houdt de staat zich buiten godsdienstige kwesties. In Nederland is men zeker niet gewend aan het opleggen van gedragsregels aan elkaar, behalve in de van oudsher orthodox-protestante dorpen in de Bible Belt. In de meeste Islamitische landen ziet een groot deel van de bevolking de sharia als ideale rechtssysteem, en de overheid als hoeder van de godsdienst, dus precies andersom als in ons land. Een aantal regeringen van die landen modelleert zich graag als Westerse democratie, maar moet wat dat betreft op eieren lopen om zich niet de woede van het volk op de hals te halen. In Irak, Iran en Afghanistan worden bv. verkiezingen gehouden, maar verkiezingen horen niet tot de culturele traditie van die landen, dus eindigen ze steevast in strijd vanwege vervalsingen en fraude, volkomen te goeder trouw begaan door mensen die vinden dat ze de duivel niet mogen helpen door hem de verkiezingen te laten winnen. In Egypte werden tijdens de afgelopen ramadan mensen gearresteerd omdat ze op straat overdag stonden te eten, hoewel in de Egyptische wet (naar westelijk model ingericht) niet staat dat dit verboden is.
In West-Europa wordt gegruwd bij de gedachte dat er door een overheid of geestelijkheid gedragingen worden opgelegd aan de hele bevolking, die gemotiveerd zijn vanuit een bepaalde godsdienst. De Islam wemelt van verplichtingen en verboden, en de overheid wordt geacht een aantal daarvan actief te ondersteunen door wetgeving, het liefst zagen velen in die landen dat de sharia onverkort zou worden aanvaard als de wetgeving van het land. Met name Iran heeft een revolutie doorgemaakt die precies omgekeerd was aan de Franse revolutie. In de Franse revolutie werden de priesters opgeknoopt door ongelovigen, in Iran knoopten de geestelijken de ongelovigen op.
De immigratie door de Islam heeft in West-Europa in het algemeen, en in Nederland in het bijzonder, gezorgd voor heroverweging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Moet het een godsdienst worden toegestaan zich te uiten, als die godsdienst zich niet kan of wil verenigen met eveneens diezelfde Universele Verklaring in haar verplichtingen en geboden? Het hoofddoekje en de boerka worden gebruikt als tastbaar en dankbaar discussie-object. Dat veel moslims geen kaas hebben gegeten van godsdienstvrijheid als staatsrechtelijk principe, wordt duidelijk als men ziet dat men de gang naar de rechter en naar de Commissie Gelijke Behandeling wonderwel weet te vinden, en men zich beroept op vrijheden die men in eigen kring aan de eigen leden ontzegt. De rechter en de Commissie moeten moslims dikwijls in het gelijk stellen, zij moeten zich houden aan de Nederlandse wet. Veel Nederlanders reageren allergisch als zij merken dat, om enkele voorbeelden te noemen, een moslim-advocaat weigert op te staan voor een rechter (zijn geloof zou hem dat verbieden), een moslim-man weigert een vrouwelijke minister de hand te schudden (idem), een gesluierde vrouw wel uitkering ontvangt, maar weigert met onbedekt gelaat te solliciteren (idem).
Binnen de Nederlandse politiek en media woedt een discussie over het al dan niet tonen van begrip voor deze op zichzelf genomen onbenullige zaken. Ze zijn niet onbenullig, omdat ze een sterke symboolwerking hebben, namelijk minachting (zo voelen veel Nederlanders dat) voor de Nederlandse cultuur en geschiedenis. Het aantal gesluierde vrouwen is miniem, het krijgen van een hand volstrekt onbelangrijk en de rechter zal zich niet beledigd voelen als een advocaat weigert voor hem op te staan. Het gaat om de symboolwerking: jullie Nederlanders zijn onwetend en moeten je maar aan ons aanpassen, het gaat om ons heilig geloof, trouwens wij zijn ook Nederlanders. De strijd om het begrip hiervoor wordt ook gevoerd door de verschijning van een groot aantal boeken over wat de Islam en de Koran nu eigenlijk inhouden, en het opduiken van vele voorlichtende internetsites. Deze zijn alle bedoeld om begrip te kweken voor de Islam. De boeken en de sites gaan ervan uit dat een Nederlandse onkerkelijke of gelovig-christelijke lezer begrip kan opbrengen voor de vele riten, voorschriften en gebruiken zonder welke men geen goed mens zou kunnen zijn, en die zorgen voor het zielenheil van degene die ze navolgt. De ongelovige zegt dat allemaal niets en hij wil zich er ook niet in verdiepen, omdat hij geen persoonlijk probleem ervaart als hij ze niet kent, laat staan niet navolgt. Hij zal terecht zeggen dat in dit land vrijheid van godsdienst bestaat, en dat de moslim thuis en in de moskee mag doen wat hem goeddunkt, maar dat op het werk, op straat, in de omgangsvormen, in de winkels, op TV, in de restaurants en in het bank- en verzekeringswezen de wetten van ons land gelden en niet die van de Islam.
De aversie tegen landgenoten en immigranten die zich in hun kleding overduidelijk als moslim presenteren, ligt mijns inziens niet in de eerste plaats in de overlast door Marokkaanse jongens in de grote steden, maar vooral ook in het gebrek aan belangstelling die moslims aan de dag leggen voor Nederlandse cultuur, waarden en historie enerzijds, en anderzijds de Islam op een hautaine manier propageren als de grote heilscultuur voor individu en samenleving. Ideeën waarvan men in het westen reeds lang afscheid heeft genomen. Bovendien zien Westerlingen hoe moslims elkaar vermoorden (Sjieten en Soennieten) en in hun landen de niet-moslims het leven zuur maken.
Vandaar dat een hoofddoekjesverbod geen zin heeft. De moslimwereld zal zich door haar nadruk op respect en gezichtsbehoud, beledigd voelen en geen milliseconde nadenken over hoe een dergelijk verbod past binnen een welwillende, Westerse traditie. De jonge schoolgaande meisjes zullen ook hun hakken in het zand zetten, eventueel samen met hun ouders. Een hoofddoekjesverbod werkt polariserend. Ook wanneer zoals in Antwerpen er nog maar één middelbare school is die ze toestaat, moet ze blijven toegestaan. De school die het betreft, doet er beter aan de leerlingen op te voeden tot respect voor Westerse waarden en andere godsdiensten dan de Islam, dan roepen dat ze een “Islamitische school” dreigt te worden als ze het hoofddoekje niet verbiedt.
Het toestaan van hoofddoekjes past in een cultuur waarin de UVRM wordt gerespecteerd, en ook RK religieuzen en orthodoxe Joden hun kledij wordt toegestaan. Een uitkering aan een boerka-draagster moet m.i. worden geweigerd, evenals vrouwen uit banen kunnen worden geweerd waarin het niet-dragen van een hoofddoekje of de boerka, of het geven van een hand, als noodzakelijk wordt gezien voor het uitvoeren van het werk waarvoor men is ingehuurd.
Nederland kent sinds de Verlichting eveneens een intolerante traditie, maar hier was het tonen van godsdienstige tekens en symbolen in de openbare ruimte uitsluitend toegestaan aan protestanten in het midden en noorden van het land, slechts in het zuiden eveneens aan de Rooms-Katholieken. In de tijd die aan de verzuiling voorafging, was de Nederlands Hervormde Kerk de bevoordeelde kerk, d.w.z. hoge ambtenaren moesten Nederlands Hervormd zijn, zelfs de koning (Willem I) bemoeide zich met het opstellen van regels voor deze kerk. Nog tot de grondwetswijziging van 1989 bestond in Nederland het processieverbod voor protestantse gebieden. De Hoge Raad achtte dit in 1962 niet in strijd met het hierboven aangehaalde artikel uit de Universele verklaring van de rechten van de mens, ondanks ook de in de Grondwet verankerde vrijheid van godsdienst.
Ten tijde van de Republiek, toen de Gereformeerde Kerk (de voorloper van de Nederlands-Hervormde kerk en de veelheid van denominaties die wij “protestanten” noemen) een geprivilegieerde positie innam, benaderde ons land het staatskerksysteem. Volgens artikel 36 van de Nederlandse geloofsbelijdenis (1561) was het de taak van de overheid ‘om te weren en uit te roeien alle afgoderij, en valse godsdienst, om het rijk des antichrists te gronde te werpen’. In 1796 werd de scheiding van kerk en staat een feit. De financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs bij de grondwetsherziening van 1917 markeerde het begin van wat de verzuiling is gaan heten. Het betekende dat vier levensbeschouwelijke hoofdstromingen elkaar particulier verketterden, maar in het openbare leven en in het landsbestuur elkaar gedoogden en zelfs samenwerkten. Twee van die stromingen waren religieus (“confessioneel”) van karakter, twee seculier: Rooms-katholiek, protestants, liberaal en socialistisch. De twee seculiere overlapten ook nog eens voor een groot deel de twee confessionele, en binnen de vier waren ook diverse afsplitsingen en varianten te onderkennen.
Vooral de godsdienst bleek een splijtzwam. Orthodoxe dominees gruwden van het rooms katholicisme, en brachten dit over op de geloofsgenoten. Pastoors waren veel milder in hun oordeel over de protestantse orthodoxie, mogelijk vanuit de defensieve houding die zij in Nederland waren gewend aan te nemen tegenover de “officiële godsdienst”, de godsdienst van de watergeuzen en de Oranjes. Het dédain voor het Rooms-Katholicisme dat Willem I aan de dag legde was ook een belangrijke aanleiding tot de afsplitsing van België van Nederland. De tolerante Willem II kon dit niet meer goedmaken. België beschikte over een invloedrijke katholieke elite, die in Nederland lang zo sterk niet was. Deze elite moest weinig hebben van de protestantse machthebbers uit het noorden. Mogelijk vreesden zij ook het respect voor het gewone volk, eigen aan het protestantisme, en machtsverlies van de kerk die hen steeds ondersteunde. Zo heeft de katholieke bevolking in de provincies Limburg en Noord-brabant zich steeds moeten verdedigen en pas na 1917 verwierven de katholieken officieel volledig erkenning.
Sinds de zestiger jaren heeft een gestage afname plaatsgevonden van het gevoel bij een kerk of godsdienst te horen. Volgens het onderzoek Godsdienstige Veranderingen in Nederland (SCP, 2006) blijkt dat in het jaar 2000 62% van de Nederlanders niet verbonden was met een of andere kerk of godsdienst. Dit percentage loopt in 2020 op naar 72%. De Islam echter blijkt jaarlijks te groeien. In 2000 is 5% van de Nederlanders islamitisch. Dit loopt op naar 8% in 2020, een percentage dat nog 4 maal kleiner is dan dat van de christelijke kerken, en 9 maal kleiner dan het percentage onkerkelijken, die zichzelf overigens voor een onbekend, groot deel nog steeds “religieus” blijven noemen.
De Islam, zoals die beleden wordt door de meeste immigranten, verschilt wezenlijk van het christendom, niet alleen qua inhoud, maar ook qua beleving. De Islam komt voort uit de traditie van volkeren waar men zeer sterk op elkaar en op traditie is aangewezen. Familie en lokale overgeleverde gewoonten en gebruiken spelen een grote rol, er wordt sterk gehecht aan de groep waarvan men lid is, en (misschien wel daardoor) “voorkomen van gezichtsverlies” en “respect” zijn er belangrijke waarden. Dat gezicht wordt al snel verloren, want het aantal regels waaraan “men” zich te houden heeft, en die hun oorsprong vinden in de Koran (althans volgens de gangbare interpretaties onder het volk) is groot. Overtreding ligt steeds op de loer. Waarden die respect afdwingen en het groepsgevoel benadrukken, zijn veel sterker dan in Nederland van oudsher het geval was.
Deze islamitische instroom heeft bij binnenkomst en ook lang daarna geen enkel besef van de waarden en de geschiedenis ervan in Nederland. In Nederland worden elkaars godsdiensten, evenals het atheïsme, gerespecteerd, en houdt de staat zich buiten godsdienstige kwesties. In Nederland is men zeker niet gewend aan het opleggen van gedragsregels aan elkaar, behalve in de van oudsher orthodox-protestante dorpen in de Bible Belt. In de meeste Islamitische landen ziet een groot deel van de bevolking de sharia als ideale rechtssysteem, en de overheid als hoeder van de godsdienst, dus precies andersom als in ons land. Een aantal regeringen van die landen modelleert zich graag als Westerse democratie, maar moet wat dat betreft op eieren lopen om zich niet de woede van het volk op de hals te halen. In Irak, Iran en Afghanistan worden bv. verkiezingen gehouden, maar verkiezingen horen niet tot de culturele traditie van die landen, dus eindigen ze steevast in strijd vanwege vervalsingen en fraude, volkomen te goeder trouw begaan door mensen die vinden dat ze de duivel niet mogen helpen door hem de verkiezingen te laten winnen. In Egypte werden tijdens de afgelopen ramadan mensen gearresteerd omdat ze op straat overdag stonden te eten, hoewel in de Egyptische wet (naar westelijk model ingericht) niet staat dat dit verboden is.
In West-Europa wordt gegruwd bij de gedachte dat er door een overheid of geestelijkheid gedragingen worden opgelegd aan de hele bevolking, die gemotiveerd zijn vanuit een bepaalde godsdienst. De Islam wemelt van verplichtingen en verboden, en de overheid wordt geacht een aantal daarvan actief te ondersteunen door wetgeving, het liefst zagen velen in die landen dat de sharia onverkort zou worden aanvaard als de wetgeving van het land. Met name Iran heeft een revolutie doorgemaakt die precies omgekeerd was aan de Franse revolutie. In de Franse revolutie werden de priesters opgeknoopt door ongelovigen, in Iran knoopten de geestelijken de ongelovigen op.
De immigratie door de Islam heeft in West-Europa in het algemeen, en in Nederland in het bijzonder, gezorgd voor heroverweging van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Moet het een godsdienst worden toegestaan zich te uiten, als die godsdienst zich niet kan of wil verenigen met eveneens diezelfde Universele Verklaring in haar verplichtingen en geboden? Het hoofddoekje en de boerka worden gebruikt als tastbaar en dankbaar discussie-object. Dat veel moslims geen kaas hebben gegeten van godsdienstvrijheid als staatsrechtelijk principe, wordt duidelijk als men ziet dat men de gang naar de rechter en naar de Commissie Gelijke Behandeling wonderwel weet te vinden, en men zich beroept op vrijheden die men in eigen kring aan de eigen leden ontzegt. De rechter en de Commissie moeten moslims dikwijls in het gelijk stellen, zij moeten zich houden aan de Nederlandse wet. Veel Nederlanders reageren allergisch als zij merken dat, om enkele voorbeelden te noemen, een moslim-advocaat weigert op te staan voor een rechter (zijn geloof zou hem dat verbieden), een moslim-man weigert een vrouwelijke minister de hand te schudden (idem), een gesluierde vrouw wel uitkering ontvangt, maar weigert met onbedekt gelaat te solliciteren (idem).
Binnen de Nederlandse politiek en media woedt een discussie over het al dan niet tonen van begrip voor deze op zichzelf genomen onbenullige zaken. Ze zijn niet onbenullig, omdat ze een sterke symboolwerking hebben, namelijk minachting (zo voelen veel Nederlanders dat) voor de Nederlandse cultuur en geschiedenis. Het aantal gesluierde vrouwen is miniem, het krijgen van een hand volstrekt onbelangrijk en de rechter zal zich niet beledigd voelen als een advocaat weigert voor hem op te staan. Het gaat om de symboolwerking: jullie Nederlanders zijn onwetend en moeten je maar aan ons aanpassen, het gaat om ons heilig geloof, trouwens wij zijn ook Nederlanders. De strijd om het begrip hiervoor wordt ook gevoerd door de verschijning van een groot aantal boeken over wat de Islam en de Koran nu eigenlijk inhouden, en het opduiken van vele voorlichtende internetsites. Deze zijn alle bedoeld om begrip te kweken voor de Islam. De boeken en de sites gaan ervan uit dat een Nederlandse onkerkelijke of gelovig-christelijke lezer begrip kan opbrengen voor de vele riten, voorschriften en gebruiken zonder welke men geen goed mens zou kunnen zijn, en die zorgen voor het zielenheil van degene die ze navolgt. De ongelovige zegt dat allemaal niets en hij wil zich er ook niet in verdiepen, omdat hij geen persoonlijk probleem ervaart als hij ze niet kent, laat staan niet navolgt. Hij zal terecht zeggen dat in dit land vrijheid van godsdienst bestaat, en dat de moslim thuis en in de moskee mag doen wat hem goeddunkt, maar dat op het werk, op straat, in de omgangsvormen, in de winkels, op TV, in de restaurants en in het bank- en verzekeringswezen de wetten van ons land gelden en niet die van de Islam.
De aversie tegen landgenoten en immigranten die zich in hun kleding overduidelijk als moslim presenteren, ligt mijns inziens niet in de eerste plaats in de overlast door Marokkaanse jongens in de grote steden, maar vooral ook in het gebrek aan belangstelling die moslims aan de dag leggen voor Nederlandse cultuur, waarden en historie enerzijds, en anderzijds de Islam op een hautaine manier propageren als de grote heilscultuur voor individu en samenleving. Ideeën waarvan men in het westen reeds lang afscheid heeft genomen. Bovendien zien Westerlingen hoe moslims elkaar vermoorden (Sjieten en Soennieten) en in hun landen de niet-moslims het leven zuur maken.
Vandaar dat een hoofddoekjesverbod geen zin heeft. De moslimwereld zal zich door haar nadruk op respect en gezichtsbehoud, beledigd voelen en geen milliseconde nadenken over hoe een dergelijk verbod past binnen een welwillende, Westerse traditie. De jonge schoolgaande meisjes zullen ook hun hakken in het zand zetten, eventueel samen met hun ouders. Een hoofddoekjesverbod werkt polariserend. Ook wanneer zoals in Antwerpen er nog maar één middelbare school is die ze toestaat, moet ze blijven toegestaan. De school die het betreft, doet er beter aan de leerlingen op te voeden tot respect voor Westerse waarden en andere godsdiensten dan de Islam, dan roepen dat ze een “Islamitische school” dreigt te worden als ze het hoofddoekje niet verbiedt.
Het toestaan van hoofddoekjes past in een cultuur waarin de UVRM wordt gerespecteerd, en ook RK religieuzen en orthodoxe Joden hun kledij wordt toegestaan. Een uitkering aan een boerka-draagster moet m.i. worden geweigerd, evenals vrouwen uit banen kunnen worden geweerd waarin het niet-dragen van een hoofddoekje of de boerka, of het geven van een hand, als noodzakelijk wordt gezien voor het uitvoeren van het werk waarvoor men is ingehuurd.
Hoofddoekjes en de strijd erom zijn tegelijk ook een wapen in de handen van de algemeen-fundamentele, kosmopolitische stroming in de Islam die de verschillende subculturen in Islamitische landen aan het afzwakken is: overal hetzelfde model hoofddoekje, overal dezelfde jurken en kalotjes voor mannen, overal dezelfde strenge en zo letterlijk mogelijke interpretatie van de Koran. Een verbod van hoofddoekjes werkt deze stroming in de hand, ze wakkert onlustgevoelens en strijd aan en verhindert communicatie.
Tuesday, July 14, 2009
Nogmaals het rookverbod in de horeca.
Andries de Vries uit Lelystad geeft eigenlijk alleen maar argumenten waar je het eens mee kunt zijn. Dat komt omdat hij natuurlijk opgelucht is als niet-roker, en blij is met elke vermindering van rook in zijn omgeving. Roken is slecht dat weet ik ook, en in deze tijd moet alles wat slecht is voor de gezondheid worden teruggedrongen. Neem bv. ook al die mensen met overgewicht, waaronder veel kinderen, en het alcoholprobleem dat van alle tijden schijnt te zijn. Ook moet het autorijden met veiligheidsvoorschriften omgeven worden en moeten we ons houden aan de verkeersregels.
Waar het mij echter, en met mij velen, over de schoenen loopt is de steeds groter wordende bedilzucht van de overheid. Ik schrijf dat toe aan vier dingen, die min of meer met elkaar samenhangen.
1. de golf van privatisering in het recente verleden
2. de steeds toenemende vrees voor aansprakelijkheid bij instanties en organisaties (waaronder de overheden zelf)
3. de toegenomen criminaliteit en oncontroleerbaarheid van grensverkeer en
4. de toegenomen politieke macht van pressiegroepen
Omdat ik roker ben ondervind ik de directe gevolgen van de regelzucht. Verder ben ik ook gastouder voor een jeugd-hulpverleningsinstantie. Daardoor word ik geconfronteerd met vele bezoeken van begeleidende mensen die meer bezig zijn met het invullen van formulieren en het maken van verslagen voor de overheid, dan met hulp-werkzaamheden. Zelf moet ik die verslagen ook invullen. Hetzelfde zie ik ook bij de instelling waar mijn verstandelijk gehandicapte broer woont. Aanleiding hiertoe zijn enkele voorvallen uit het verleden waarover nogal wat te doen is geweest in de politiek, en dus worden er nieuwe verantwoordingsregels gecreëerd.
Nu moeten we straks allemaal vingerafdrukken afstaan als we een paspoort aanvragen, die komen in een gigantische databank. Gelukkig zijn hier al juristen in het geweer gekomen. Op mijn werk, een HBO-instelling, worden we helemaal doodgeregeld. Docent ben je niet meer, je bent onderwijskundig medewerker (de woorden van een staatssecretaris). Als je vindt dat een werkstuk een 5 waard is en geen 6, moet je dat uitgebreid verantwoorden met procedures waar de student recht op heeft. Dus moeten de beoordelingen worden ingevuld op grote lijsten met nauw sluitende, gedetailleerde criteria, zogenaamde “scoring rubrics”. Niemand van mijn collega’s volgt die nauwgezet, omdat je dan een dubbele dagtaak hebt. Verantwoording geschiedt dan noodgedwongen achteraf als het nodig is.
We zien het ook in de taxiwereld. Ook daar wordt nu geroepen om meer en strengere regels, nadat het taxi-wezen eerst was geprivatiseerd, dwz aan de marktwerking overgelaten.
Kortom, nadat in de vijftiger en zestiger jaren de overheid, de vakbonden in de SER en enkele zeer grote (staats)bedrijven degenen waren die in dit land de lakens uitdeelden, is deze macht nu versnipperd over velen dankzij de privatisering en de pers die breed alle kleine en grote misstanden als rode-orenverhalen uitmeet. Nu geen krachtdadige overheid meer maar een parlement dat schijnt te bestaan bij gratie van de vele, vele vragen die individuele kamerleden stellen over wat er nu weer voor ergs is gebeurd. De vroegere pressiegroepen, die toendertijd als vervelende luizen in de pels werden gezien, zijn nu evenwaardig geworden aan de vele organen en instanties die de overheid als adviseur dienen. Zo ook de anti-rooklobby, die nu dus het horeca-rookverbod erdoor heeft gekregen. Rokers worden nu gezien als meelijwekkende verslaafden die hier en daar nog een hoekje mogen hebben, zelfs op de stations dienen zij zich in de open lucht te scharen rond speciale asbakken, zodat de rookhaters weten dat ze daar niet moeten komen.
Privatisering oké, maar de overheid blijft wel verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Vandaar de berg regels die over ons wordt uitgestort, want de verzelfstandigde scholen, ziekenhuizen, zorg-instellingen en vervoersbedrijven moeten wel blijven doen waarvoor ze bestaan, en wel zo dat de rijken niet worden bevoordeeld. We krijgen dus nog meer regels, en nog meer medewerkers die daar formulieren en verslagen voor moeten invullen. Bestaande medewerkers let wel, want er mogen er niet meer bijkomen want dat is natuurlijk te duur. Daarnaast krijgt ook de individuele burger de regels voor zijn kiezen, want we moeten met ons allen gezonder gaan leven en er mogen niet teveel criminelen en illegalen het land binnenkomen. Het opengooien van grenzen dient de marktwerking, maar de ongewenste neven-effecten moeten met regels worden gedicht waar we allemaal last van hebben.
De regels die er van oudsher zijn blijven natuurlijk van kracht, zelden wordt er een regel afgeschaft. De regel die het roken verbiedt in alle horecagelegenheden heeft ertoe geleid dat ik alleen maar in een café of restaurant kom als dat niet anders kan, net zoals vroeger de niet-roker dat deed, en wat ik zie zijn verontschuldigende gezichten en opmerkingen van de horeca-eigenaar, die van alles doet om het “leed” te verzachten. Ik zie nog steeds niet in waarom een horeca-baas die geen personeel heeft, desalniettemin toch een rookverbod moet hebben in zijn café, uit concurrentie-overwegingen? Kom nou, dat is toch tegen de marktwerking?
Ik pleit niet voor een terugkeer naar een sterke alles omvattende overheid, met cafés en huiskamers die blauw stonden van de rook. Dat ik op school niet mag roken is alleszins begrijpelijk, ik ken de situatie van rokende leraren maar al te goed. Maar of het nu zó moet, dat is vragen om burgerlijke ongehoorzaamheid.
Tot slot nog twee voorbeelden van regels die zijn afgeschaft die ik mij voor de geest kan halen:
Uit de standaard-algemene politieverordening is sinds zo’n 25 jaar afgeschaft de regel dat paarden niet zichtbaar vanaf de openbare weg de liefde mogen bedrijven en ook is afgeschaft het verbod op religieuze processies buiten de traditioneel-katholieke provincies (zodat in Dokkum de Bonifatiusprocessie gehouden kan worden en de “stille omgang” in Amsterdam niet meer als een zwijgende stoet ’s nachts zonder enig vertoon hoeft plaats te vinden. Ik zou zeggen: noem mij eens een afgeschafte regel, waar heel veel mensen wat aan hebben, en die niet vervangen is door nieuwe regels die minstens even hinderlijk zijn. Misschien zijn die te vinden, maar het is zoeken als naar een regel in de Verzameling Koninklijke Besluiten.
Waar het mij echter, en met mij velen, over de schoenen loopt is de steeds groter wordende bedilzucht van de overheid. Ik schrijf dat toe aan vier dingen, die min of meer met elkaar samenhangen.
1. de golf van privatisering in het recente verleden
2. de steeds toenemende vrees voor aansprakelijkheid bij instanties en organisaties (waaronder de overheden zelf)
3. de toegenomen criminaliteit en oncontroleerbaarheid van grensverkeer en
4. de toegenomen politieke macht van pressiegroepen
Omdat ik roker ben ondervind ik de directe gevolgen van de regelzucht. Verder ben ik ook gastouder voor een jeugd-hulpverleningsinstantie. Daardoor word ik geconfronteerd met vele bezoeken van begeleidende mensen die meer bezig zijn met het invullen van formulieren en het maken van verslagen voor de overheid, dan met hulp-werkzaamheden. Zelf moet ik die verslagen ook invullen. Hetzelfde zie ik ook bij de instelling waar mijn verstandelijk gehandicapte broer woont. Aanleiding hiertoe zijn enkele voorvallen uit het verleden waarover nogal wat te doen is geweest in de politiek, en dus worden er nieuwe verantwoordingsregels gecreëerd.
Nu moeten we straks allemaal vingerafdrukken afstaan als we een paspoort aanvragen, die komen in een gigantische databank. Gelukkig zijn hier al juristen in het geweer gekomen. Op mijn werk, een HBO-instelling, worden we helemaal doodgeregeld. Docent ben je niet meer, je bent onderwijskundig medewerker (de woorden van een staatssecretaris). Als je vindt dat een werkstuk een 5 waard is en geen 6, moet je dat uitgebreid verantwoorden met procedures waar de student recht op heeft. Dus moeten de beoordelingen worden ingevuld op grote lijsten met nauw sluitende, gedetailleerde criteria, zogenaamde “scoring rubrics”. Niemand van mijn collega’s volgt die nauwgezet, omdat je dan een dubbele dagtaak hebt. Verantwoording geschiedt dan noodgedwongen achteraf als het nodig is.
We zien het ook in de taxiwereld. Ook daar wordt nu geroepen om meer en strengere regels, nadat het taxi-wezen eerst was geprivatiseerd, dwz aan de marktwerking overgelaten.
Kortom, nadat in de vijftiger en zestiger jaren de overheid, de vakbonden in de SER en enkele zeer grote (staats)bedrijven degenen waren die in dit land de lakens uitdeelden, is deze macht nu versnipperd over velen dankzij de privatisering en de pers die breed alle kleine en grote misstanden als rode-orenverhalen uitmeet. Nu geen krachtdadige overheid meer maar een parlement dat schijnt te bestaan bij gratie van de vele, vele vragen die individuele kamerleden stellen over wat er nu weer voor ergs is gebeurd. De vroegere pressiegroepen, die toendertijd als vervelende luizen in de pels werden gezien, zijn nu evenwaardig geworden aan de vele organen en instanties die de overheid als adviseur dienen. Zo ook de anti-rooklobby, die nu dus het horeca-rookverbod erdoor heeft gekregen. Rokers worden nu gezien als meelijwekkende verslaafden die hier en daar nog een hoekje mogen hebben, zelfs op de stations dienen zij zich in de open lucht te scharen rond speciale asbakken, zodat de rookhaters weten dat ze daar niet moeten komen.
Privatisering oké, maar de overheid blijft wel verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Vandaar de berg regels die over ons wordt uitgestort, want de verzelfstandigde scholen, ziekenhuizen, zorg-instellingen en vervoersbedrijven moeten wel blijven doen waarvoor ze bestaan, en wel zo dat de rijken niet worden bevoordeeld. We krijgen dus nog meer regels, en nog meer medewerkers die daar formulieren en verslagen voor moeten invullen. Bestaande medewerkers let wel, want er mogen er niet meer bijkomen want dat is natuurlijk te duur. Daarnaast krijgt ook de individuele burger de regels voor zijn kiezen, want we moeten met ons allen gezonder gaan leven en er mogen niet teveel criminelen en illegalen het land binnenkomen. Het opengooien van grenzen dient de marktwerking, maar de ongewenste neven-effecten moeten met regels worden gedicht waar we allemaal last van hebben.
De regels die er van oudsher zijn blijven natuurlijk van kracht, zelden wordt er een regel afgeschaft. De regel die het roken verbiedt in alle horecagelegenheden heeft ertoe geleid dat ik alleen maar in een café of restaurant kom als dat niet anders kan, net zoals vroeger de niet-roker dat deed, en wat ik zie zijn verontschuldigende gezichten en opmerkingen van de horeca-eigenaar, die van alles doet om het “leed” te verzachten. Ik zie nog steeds niet in waarom een horeca-baas die geen personeel heeft, desalniettemin toch een rookverbod moet hebben in zijn café, uit concurrentie-overwegingen? Kom nou, dat is toch tegen de marktwerking?
Ik pleit niet voor een terugkeer naar een sterke alles omvattende overheid, met cafés en huiskamers die blauw stonden van de rook. Dat ik op school niet mag roken is alleszins begrijpelijk, ik ken de situatie van rokende leraren maar al te goed. Maar of het nu zó moet, dat is vragen om burgerlijke ongehoorzaamheid.
Tot slot nog twee voorbeelden van regels die zijn afgeschaft die ik mij voor de geest kan halen:
Uit de standaard-algemene politieverordening is sinds zo’n 25 jaar afgeschaft de regel dat paarden niet zichtbaar vanaf de openbare weg de liefde mogen bedrijven en ook is afgeschaft het verbod op religieuze processies buiten de traditioneel-katholieke provincies (zodat in Dokkum de Bonifatiusprocessie gehouden kan worden en de “stille omgang” in Amsterdam niet meer als een zwijgende stoet ’s nachts zonder enig vertoon hoeft plaats te vinden. Ik zou zeggen: noem mij eens een afgeschafte regel, waar heel veel mensen wat aan hebben, en die niet vervangen is door nieuwe regels die minstens even hinderlijk zijn. Misschien zijn die te vinden, maar het is zoeken als naar een regel in de Verzameling Koninklijke Besluiten.
Het rookverbod in de horeca: een zegen voor een ieder…
Andries de Vries wilde reageren op mijn artikel over het rookverbod in de horeca, maar zijn bijdrage werd geweigerd omdat het te lang was. Vandaar dat hem hier opneem. Ik ben nog aan het schrijven om hem van repliek te dienen.
Toen op 1 juli 2008 het rookverbod in de horeca van kracht werd, haalde ik opgelucht adem. Wat fijn. Eindelijk horeca-gelegenheden bezoeken zonder last te hebben van die hinderlijke tabaksrook.Dat er verzet was en zou zijn, heeft me niet verbaasd. Ook niet dat die komt uit de hoek van de kleine horeca en met name de café’s op de hoek. Vaak zonder personeel. Is het dan niet betuttelend van de overheid om een algeheel rookverbod in te voeren, waardoor deze kleine horeca-ondernemers onevenredig hard getroffen worden? Ik vind van niet.De werknemersAls het gaat om de bescherming van werknemers, had het rookverbod helemaal niet ingevoerd hoeven te worden. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient een werkgever te zorgen voor een arbeidsplaats die geen nadelige invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. Als hij daarin niet slaagt en de werknemer leidt schade bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor deze schade.Wellicht rookt de werknemer in de horeca zelf. Maar ook als hij als roker even niet rookt, wordt hij blootgesteld aan schadelijke stoffen, omdat hij voortdurend werkt in een ruimte waar gerookt wordt. De Arbowet gebiedt de werkgever maatregelen te nemen die gericht zijn op de bron van het risico. In dit geval het wegnemen van schadelijke tabaksrook. Dat betekent de werknemer laten werken in een ruimte waar die stof zich niet bevindt. Simpel gezegd: niet roken in ruimtes waar horeca-medewerkers werken.Nu is de horeca in de aanloop naar het rookverbod creatief geweest. Ze creëerde ruimten waar wel en ruimten waar niet gerookt mocht worden. Werknemers dienden echter wel de rommel van de gasten in de rookruimten op te ruimen. Dus sluitend was deze maatregel niet. Het rookverbod helpt de werkgevers in de horeca om aan de eisen van de Arbowet te voldoen en dit in een periode, waarin de overheid stelt dat werkgevers en werknemers dit beter zelf samen hadden kunnen oplossen. Op dit punt kunnen zij dit niet en dus helpt de overheid een handje.Nu kun je zeggen dat je kunt weten, als je in de horeca gaat werken, dat je met tabaksrook te maken krijgt. Maar dat is een argument dat geen hout snijdt. Een directeur van een ICT-bedrijf zei eens tegen mij dat, als je niet tegen RSI kunt, je beter niet in de ICT kunt gaan werken. Een gekke opmerking als je weet dat langer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag schadelijk is voor de gezondheid en veel mensen met RSI-gerelateerde klachten in de WAO/WIA zitten. Een oplossing voor het voorkomen van gezondheidsschade is simpel: niet meer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag en regelmatig op tijd pauzes inlassen.Roken en meeroken schaadt de gezondheid. Moet je daarom maar stellen dat je dat als (meestal jonge) werknemer die in de horeca gaat werken had kunnen weten? Nee. Juist deze werknemers dienen daartegen beschermd te worden. Dat is geen betutteling, maar verantwoording nemen.Wat dacht je van deelname aan het verkeer. Dat is, zie de cijfers, een riskante bezigheid. Daarom rijden we ook in auto’s die goed beschermd c.q. beveiligd zijn. Hebben we een prima systeem van regels, waaraan iedere verkeersdeelnemer zich dient te houden. Maar waarom gaat het vaak op fatale wijze mis? Om dat laatste: het niet houden aan de regels en het eigen vermogen overschatten. De Wegenverkeerswet is geen betutteling, maar bittere noodzaak, omdat de regel: “we lossen het samen wel op” in het verkeer niet werkt. En dat doet het in de horeca ook niet.Het rookverbod is niet betuttelend. Het laat zien dat de overheid een stap zet, die betrokken partijen niet durven te zetten, terwijl ze dat wel zouden moeten doen. Het rookverbod toont een moedige overheid en daar is altijd verzet tegen.En de gasten dan?Als rokende gast word ik belemmerd door het rookverbod. Het is een belemmering in mijn vrijheid om te roken op een plek waar ik gastvrijheid geniet. Als niet-rokende gast word ik belemmerd in mijn genieten van gastvrijheid als ik voortdurend wordt geconfronteerd met de tabaksrook van anderen. Dat geldt niet alleen voor café’s, maar ook voor restaurants en hotels.De grenzen van de gastvrijheid worden bepaald door de gastheer. Wie horeca bedrijft, stelt zijn private domein beschikbaar als publieke ruimte. Daarmee is de overheid mede gastheer geworden en is het rookverbod niet alleen een regel ter bescherming van de werknemer, maar ook een zaak van de volksgezondheid. Een overheid mag regels stellen die gelden tot in het publieke domein van de private ondernemer. Niet in zijn woonhuis, maar wel tot in zijn drinklokaal.Ik heb vaak horeca-ondernemers horen mopperen over de dalende omzet als gevolg van het rookverbod. Als dat werkelijk zo is, dient de overheid na te denken over compensatie. Maar ik denk vaker dat, als je failliet dreigt te gaan als gevolg van het rookverbod, je je beter kunt afvragen of je bedrijf in zijn huidige hoedanigheid wel bestaansrecht heeft. Het succesvol runnen van een horeca-bedrijf valt of staat toch niet bij het wel of niet mogen roken?
Andries de VriesLelystad, 13 juli 2009
Toen op 1 juli 2008 het rookverbod in de horeca van kracht werd, haalde ik opgelucht adem. Wat fijn. Eindelijk horeca-gelegenheden bezoeken zonder last te hebben van die hinderlijke tabaksrook.Dat er verzet was en zou zijn, heeft me niet verbaasd. Ook niet dat die komt uit de hoek van de kleine horeca en met name de café’s op de hoek. Vaak zonder personeel. Is het dan niet betuttelend van de overheid om een algeheel rookverbod in te voeren, waardoor deze kleine horeca-ondernemers onevenredig hard getroffen worden? Ik vind van niet.De werknemersAls het gaat om de bescherming van werknemers, had het rookverbod helemaal niet ingevoerd hoeven te worden. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient een werkgever te zorgen voor een arbeidsplaats die geen nadelige invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. Als hij daarin niet slaagt en de werknemer leidt schade bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor deze schade.Wellicht rookt de werknemer in de horeca zelf. Maar ook als hij als roker even niet rookt, wordt hij blootgesteld aan schadelijke stoffen, omdat hij voortdurend werkt in een ruimte waar gerookt wordt. De Arbowet gebiedt de werkgever maatregelen te nemen die gericht zijn op de bron van het risico. In dit geval het wegnemen van schadelijke tabaksrook. Dat betekent de werknemer laten werken in een ruimte waar die stof zich niet bevindt. Simpel gezegd: niet roken in ruimtes waar horeca-medewerkers werken.Nu is de horeca in de aanloop naar het rookverbod creatief geweest. Ze creëerde ruimten waar wel en ruimten waar niet gerookt mocht worden. Werknemers dienden echter wel de rommel van de gasten in de rookruimten op te ruimen. Dus sluitend was deze maatregel niet. Het rookverbod helpt de werkgevers in de horeca om aan de eisen van de Arbowet te voldoen en dit in een periode, waarin de overheid stelt dat werkgevers en werknemers dit beter zelf samen hadden kunnen oplossen. Op dit punt kunnen zij dit niet en dus helpt de overheid een handje.Nu kun je zeggen dat je kunt weten, als je in de horeca gaat werken, dat je met tabaksrook te maken krijgt. Maar dat is een argument dat geen hout snijdt. Een directeur van een ICT-bedrijf zei eens tegen mij dat, als je niet tegen RSI kunt, je beter niet in de ICT kunt gaan werken. Een gekke opmerking als je weet dat langer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag schadelijk is voor de gezondheid en veel mensen met RSI-gerelateerde klachten in de WAO/WIA zitten. Een oplossing voor het voorkomen van gezondheidsschade is simpel: niet meer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag en regelmatig op tijd pauzes inlassen.Roken en meeroken schaadt de gezondheid. Moet je daarom maar stellen dat je dat als (meestal jonge) werknemer die in de horeca gaat werken had kunnen weten? Nee. Juist deze werknemers dienen daartegen beschermd te worden. Dat is geen betutteling, maar verantwoording nemen.Wat dacht je van deelname aan het verkeer. Dat is, zie de cijfers, een riskante bezigheid. Daarom rijden we ook in auto’s die goed beschermd c.q. beveiligd zijn. Hebben we een prima systeem van regels, waaraan iedere verkeersdeelnemer zich dient te houden. Maar waarom gaat het vaak op fatale wijze mis? Om dat laatste: het niet houden aan de regels en het eigen vermogen overschatten. De Wegenverkeerswet is geen betutteling, maar bittere noodzaak, omdat de regel: “we lossen het samen wel op” in het verkeer niet werkt. En dat doet het in de horeca ook niet.Het rookverbod is niet betuttelend. Het laat zien dat de overheid een stap zet, die betrokken partijen niet durven te zetten, terwijl ze dat wel zouden moeten doen. Het rookverbod toont een moedige overheid en daar is altijd verzet tegen.En de gasten dan?Als rokende gast word ik belemmerd door het rookverbod. Het is een belemmering in mijn vrijheid om te roken op een plek waar ik gastvrijheid geniet. Als niet-rokende gast word ik belemmerd in mijn genieten van gastvrijheid als ik voortdurend wordt geconfronteerd met de tabaksrook van anderen. Dat geldt niet alleen voor café’s, maar ook voor restaurants en hotels.De grenzen van de gastvrijheid worden bepaald door de gastheer. Wie horeca bedrijft, stelt zijn private domein beschikbaar als publieke ruimte. Daarmee is de overheid mede gastheer geworden en is het rookverbod niet alleen een regel ter bescherming van de werknemer, maar ook een zaak van de volksgezondheid. Een overheid mag regels stellen die gelden tot in het publieke domein van de private ondernemer. Niet in zijn woonhuis, maar wel tot in zijn drinklokaal.Ik heb vaak horeca-ondernemers horen mopperen over de dalende omzet als gevolg van het rookverbod. Als dat werkelijk zo is, dient de overheid na te denken over compensatie. Maar ik denk vaker dat, als je failliet dreigt te gaan als gevolg van het rookverbod, je je beter kunt afvragen of je bedrijf in zijn huidige hoedanigheid wel bestaansrecht heeft. Het succesvol runnen van een horeca-bedrijf valt of staat toch niet bij het wel of niet mogen roken?
Andries de VriesLelystad, 13 juli 2009
Thursday, May 28, 2009
Freedom of Speech
At this moment a disussion is going on in the Netherlands about freedom of speech. Geert Wilders is being prosecuted (not convicted yet) because of “sowing hatred” between people, among others by his statement that the Quran is comparable to the autobiography of Hitler, a forbidden book in the Netherlands. At the same time, the leader of the liberal party Mark Rutten states that offending religious feelings and denying the holocaust must be possible without legal punishment. People from religious circles find that freedom of speech is of course an important value, codified in the constitution, but not at all prices.
It’s remarkable that Christian advocates of limitation of free speech always accuse the libertarians of being selective: freedom of speech for everybody who wants to offend religious feelings, but no freedom of speech for those who criticize Western values, such as imams and those who preach “war against the enemies of Islam”. I can’t understand this, because the libertarians are against those who want to limit freedom of speech, so it’s logical that they also try to limit the power and influence of those who want to limit it. Is there a fundamental difference between the two parties in their mindset of the world?
Anyway, saying something in public or writing or drawing things that go against deeply felt values of people is always unpleasant for those who adhere to the attacked values. In our country we have always accepted this more or less. In our country we know that we are a people with different values. Take the view on homosexuality. Those who are “against” homosexual manifestations and claim that homosexuals are not “normal” people but sinners trespassing natural and God’s laws, are continuously offended by what they see around them. They live in a “bad and sinful world”.
There’s a general law that everybody thinking a bit rational must agree with and that is the rule “don’t do to others what you don’t want others do to you”. In the present discussion, this rule is jeopardized. The rule seems reasonable and fair, but just apply it to the parties in this discussion: Mark Rutten doesn’t want to be muzzled by religious opinion leaders, but he wants to muzzle them. Why? Because he sees and hears how these others want to muzzle everybody who will criticize or offend their religious values. Most Muslim countries don’t have our separation between church and state, Islam is a “state religion”, and we can be sure that if Muslims get the power in the Netherlands, they will abandon this separation. It’s a matter of principle. We see also how a famous cabaret performer on TV offends Jesus on the cross and mocks with him just like the Roman soldiers. It was the first time in my life I felt feelings of disgust. I’m sure that if he would have been prosecuted, just like Geert Wilders, for “sowing hatred”, masses of fans would protest against this crying that there’s freedom of speech. But the cabaret performer is not prosecuted, because he doesn’t sow hatred, Christians are not allowed to hate.
So I don’t think we should legally prosecute people like Geert Wilders. Why should we do so only when the Islam is the offended religion? We should treat Islam just the same way as we treat other religions. When we are going to use the Muslim muzzling methods, then we are doing just the things Geert Wilders and Mark Rutten are warning for.
Another option is to also prosecute the cabaret performer mocking the holy cross, and get more strict in pursuing the goal of our constitution. This constition also says “there is freedom of speech within the limits of everybody’s responsibility towards the law”. There are many articles in the law that prohibit slander and defamation. Let’s just apply these rules more consistently. Our hesitation to apply these rules has been hindered by the jurisprudence of the last 50 years in which room was created for a more ample application of the concept of freedom of speech. But offending remains an intolerable act.
It’s remarkable that Christian advocates of limitation of free speech always accuse the libertarians of being selective: freedom of speech for everybody who wants to offend religious feelings, but no freedom of speech for those who criticize Western values, such as imams and those who preach “war against the enemies of Islam”. I can’t understand this, because the libertarians are against those who want to limit freedom of speech, so it’s logical that they also try to limit the power and influence of those who want to limit it. Is there a fundamental difference between the two parties in their mindset of the world?
Anyway, saying something in public or writing or drawing things that go against deeply felt values of people is always unpleasant for those who adhere to the attacked values. In our country we have always accepted this more or less. In our country we know that we are a people with different values. Take the view on homosexuality. Those who are “against” homosexual manifestations and claim that homosexuals are not “normal” people but sinners trespassing natural and God’s laws, are continuously offended by what they see around them. They live in a “bad and sinful world”.
There’s a general law that everybody thinking a bit rational must agree with and that is the rule “don’t do to others what you don’t want others do to you”. In the present discussion, this rule is jeopardized. The rule seems reasonable and fair, but just apply it to the parties in this discussion: Mark Rutten doesn’t want to be muzzled by religious opinion leaders, but he wants to muzzle them. Why? Because he sees and hears how these others want to muzzle everybody who will criticize or offend their religious values. Most Muslim countries don’t have our separation between church and state, Islam is a “state religion”, and we can be sure that if Muslims get the power in the Netherlands, they will abandon this separation. It’s a matter of principle. We see also how a famous cabaret performer on TV offends Jesus on the cross and mocks with him just like the Roman soldiers. It was the first time in my life I felt feelings of disgust. I’m sure that if he would have been prosecuted, just like Geert Wilders, for “sowing hatred”, masses of fans would protest against this crying that there’s freedom of speech. But the cabaret performer is not prosecuted, because he doesn’t sow hatred, Christians are not allowed to hate.
So I don’t think we should legally prosecute people like Geert Wilders. Why should we do so only when the Islam is the offended religion? We should treat Islam just the same way as we treat other religions. When we are going to use the Muslim muzzling methods, then we are doing just the things Geert Wilders and Mark Rutten are warning for.
Another option is to also prosecute the cabaret performer mocking the holy cross, and get more strict in pursuing the goal of our constitution. This constition also says “there is freedom of speech within the limits of everybody’s responsibility towards the law”. There are many articles in the law that prohibit slander and defamation. Let’s just apply these rules more consistently. Our hesitation to apply these rules has been hindered by the jurisprudence of the last 50 years in which room was created for a more ample application of the concept of freedom of speech. But offending remains an intolerable act.
Saturday, April 04, 2009
Het rookverbod in de horeca
Het rookverbod in de horeca is van een betuttelingskarakter dat we slechts kennen uit Islamitische landen, het is een vrij land onwaardig. Onverminderd de bezwaren die er tegen het roken bestaan. Laten we eens kijken om welke redenen deze uitspraak niet overdreven is.
We beperken ons tot de enige reden en het enige motief: werknemers moeten te allen tijde en overal gevrijwaard blijven van lucht die tabaksrook bevat.
1. Er zijn tal van banen waarin werknemers zich in een risicovolle situatie begeven, voorbeelden hoef ik niet te noemen, maar laat ik het toch doen: stratenmaken, schepen schoonmaken, ramen wassen, op bouwwerken werken, in het onderwijs werken (stress!), werken in de nabijheid van vergif en exploderend materiaal, werken in het verkeer, enz. enz. In al deze gevallen wordt terecht geredeneerd, dat iemand vrij is in het kiezen van een baan, en dat de overheid er alles aan doet om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen. Helemaal uitsluiten van risico is onmogelijk, omdat dan de bedrijfstak lamgelegd zou worden.
2. Uitlaatgassen en vervuiling worden in de open lucht talloze malen boven de gestelde normen getolereerd, evenals het gevaarlijke deelnemen aan het verkeer.
3. Mensen zijn vrij in het beschikken over ruimten binnen gebouwen die hun eigendom zijn, mits daar geen criminele of wetsovertredende kandelingen plaatsvinden (dat mag nl. nergens). Inbreuk hierop wordt als “huisvredebreuk” aangemerkt.
4. Een horeca-ondernemer is vrij een zaak te beginnen en te onderhouden als hij over de benodigde papieren en geld beschikt. In een horecabedrijf is hij gerechtigd huisregels in te stellen. Een klant van hem is vrij zijn zaak al of niet te betreden.
Zo is ook de werknemer vrij in het al dan niet aanvaarden van een betrekking bij de ondernemer.
5. De overheid legt natuurlijk regels op ten aanzien van arbeidsomstrandigheden. Ze gaat er van uit, dat de meeste horeca-werknemers niet-rokers zijn die schade ondervinden van de rook van klanten en rokende collega’s. De vraag is of dat zo is. Ja, dat is wetenschappelijk vastgesteld. Hierop zou ik willen zeggen dat werken zelf ook schadelijk kan zijn, onderzoek het maar en het zal blijken. Het zal moeilijk zijn om een activiteit te vinden die absoluut niet schadelijk is.
6. In horecabedrijven wordt het schadelijke alcohol gedronken. Nu kun je zeggen: ja maar daar heeft het personeel geen last van. Nee het personeel misschien niet, maar honderdduizenden anderen wel, uitweiding hierover is overbodig.
7. De wet die het roken in horecabedrijven verbiedt, is tot stand gekomen na een jaren- en jarenlange lobby van fervente tabakshaters, die het liefste het tabaksgebruik helemaal zouden willen verbieden. Het roken is afgenomen, er zijn nu ongeveer een kwart tot een derde van de volwassenen die nog roken, en die hun peuken vooral op straat gooien en niet meer in asbakken.
8. Het rookverbod in de horeca is tamelijk gratuit: het kost de overheid weinig geld en de economie gaat er niet op achteruit. Wel kan men politiek scoren ten opzichte van de niet-rokers. Hiervoor werd dus gekozen, ten koste van de algemene principes van de vrije rechtsstaat (zie hierboven).
9. Hierdoor wordt de deur geopend voor tal van andere voeten tussen de deur van ondernemers en particulieren. In België is al een wetsvoorstel in de maak om ouders het roken in het bijzijn van kinderen te verbieden, ook in hun eigen huis. Natuurlijk een sympathiek voorstel waarvoor je de handen van veel kiezers op elkaar krijgt. Maar laten we dan ook maar de agressieve videogames verbieden en het gebruik van Internet in huishoudens waar kinderen zijn. Nee natuurlijk want daar zijn hele industrieën aan gekoppeld met geld en werkgelegenheid.
10. Het rookverbod in de horeca is hypocriet omdat het schermt met bescherming van werknemers maar de beginselen van de rechtsstaat en de vrije keuze van werk en vrij ondernemerschap binnen de kaders van rechtvaardigheid en redelijke veiligheid, met voeten treedt. Zeker omdat alcohol en tabak voor veel mensen horen bij gastvrije gezelligheid die het product zijn van de horeca.
We beperken ons tot de enige reden en het enige motief: werknemers moeten te allen tijde en overal gevrijwaard blijven van lucht die tabaksrook bevat.
1. Er zijn tal van banen waarin werknemers zich in een risicovolle situatie begeven, voorbeelden hoef ik niet te noemen, maar laat ik het toch doen: stratenmaken, schepen schoonmaken, ramen wassen, op bouwwerken werken, in het onderwijs werken (stress!), werken in de nabijheid van vergif en exploderend materiaal, werken in het verkeer, enz. enz. In al deze gevallen wordt terecht geredeneerd, dat iemand vrij is in het kiezen van een baan, en dat de overheid er alles aan doet om de veiligheid zoveel mogelijk te waarborgen. Helemaal uitsluiten van risico is onmogelijk, omdat dan de bedrijfstak lamgelegd zou worden.
2. Uitlaatgassen en vervuiling worden in de open lucht talloze malen boven de gestelde normen getolereerd, evenals het gevaarlijke deelnemen aan het verkeer.
3. Mensen zijn vrij in het beschikken over ruimten binnen gebouwen die hun eigendom zijn, mits daar geen criminele of wetsovertredende kandelingen plaatsvinden (dat mag nl. nergens). Inbreuk hierop wordt als “huisvredebreuk” aangemerkt.
4. Een horeca-ondernemer is vrij een zaak te beginnen en te onderhouden als hij over de benodigde papieren en geld beschikt. In een horecabedrijf is hij gerechtigd huisregels in te stellen. Een klant van hem is vrij zijn zaak al of niet te betreden.
Zo is ook de werknemer vrij in het al dan niet aanvaarden van een betrekking bij de ondernemer.
5. De overheid legt natuurlijk regels op ten aanzien van arbeidsomstrandigheden. Ze gaat er van uit, dat de meeste horeca-werknemers niet-rokers zijn die schade ondervinden van de rook van klanten en rokende collega’s. De vraag is of dat zo is. Ja, dat is wetenschappelijk vastgesteld. Hierop zou ik willen zeggen dat werken zelf ook schadelijk kan zijn, onderzoek het maar en het zal blijken. Het zal moeilijk zijn om een activiteit te vinden die absoluut niet schadelijk is.
6. In horecabedrijven wordt het schadelijke alcohol gedronken. Nu kun je zeggen: ja maar daar heeft het personeel geen last van. Nee het personeel misschien niet, maar honderdduizenden anderen wel, uitweiding hierover is overbodig.
7. De wet die het roken in horecabedrijven verbiedt, is tot stand gekomen na een jaren- en jarenlange lobby van fervente tabakshaters, die het liefste het tabaksgebruik helemaal zouden willen verbieden. Het roken is afgenomen, er zijn nu ongeveer een kwart tot een derde van de volwassenen die nog roken, en die hun peuken vooral op straat gooien en niet meer in asbakken.
8. Het rookverbod in de horeca is tamelijk gratuit: het kost de overheid weinig geld en de economie gaat er niet op achteruit. Wel kan men politiek scoren ten opzichte van de niet-rokers. Hiervoor werd dus gekozen, ten koste van de algemene principes van de vrije rechtsstaat (zie hierboven).
9. Hierdoor wordt de deur geopend voor tal van andere voeten tussen de deur van ondernemers en particulieren. In België is al een wetsvoorstel in de maak om ouders het roken in het bijzijn van kinderen te verbieden, ook in hun eigen huis. Natuurlijk een sympathiek voorstel waarvoor je de handen van veel kiezers op elkaar krijgt. Maar laten we dan ook maar de agressieve videogames verbieden en het gebruik van Internet in huishoudens waar kinderen zijn. Nee natuurlijk want daar zijn hele industrieën aan gekoppeld met geld en werkgelegenheid.
10. Het rookverbod in de horeca is hypocriet omdat het schermt met bescherming van werknemers maar de beginselen van de rechtsstaat en de vrije keuze van werk en vrij ondernemerschap binnen de kaders van rechtvaardigheid en redelijke veiligheid, met voeten treedt. Zeker omdat alcohol en tabak voor veel mensen horen bij gastvrije gezelligheid die het product zijn van de horeca.
Tuesday, March 03, 2009
Een TV-discussie over creationisme en evolutietheorie
Je kunt nu met een gerust hart zeggen dat evolutietheorie geen theorie meer is, maar onomstotelijk bewijs dat het leven op aarde zich ontwikkeld heeft volgens de wetten van evolutie, zoals beschreven door o.a. Charles Darwin en de latere correcties en aanvullingen op zijn werk. De onderzoekingen op het gebied van "snelle evolutie" en naar mijn idee ook de snelheid waarmee virussen zich aanpassen aan vaccins, ondersteunen de theorie aan alle kanten. Desondanks zijn er veel mensen die zich daar niets van aantrekken en blijven beweren dat alles in zes dagen is “geschapen”. Dat is bekend, en ook is bekend dat het met geloof te maken heeft. In de westerse cultuur maakt men daar een punt van. Dat is ook de verklaring dat een aanwezige orthodoxe moslim in het discussie-gezelschap, glimlachend over zoveel domheid, bleef beweren dat de “moderne wetenschappelijke inzichten” al lang bekend waren uit de Koran, dus waar maakten we ons druk over. Hij daagde iedereen uit te bewijzen dat ze niet in de Koran stonden. Hij kreeg geen gehoor, want de christenen in zijn gezelschap vonden hetzelfde in de Bijbel en de atheïsten vonden het überhaupt niet de moeite waard om op deze ”nonsens” te reageren.
Wat het Christendom betreft, kennen we uit de geschiedenis vele voorbeelden van bestrijding door de kerk van wat we nu de normaalste zaak van de wereld vinden zoals dat de aarde rond is, dat zij om de zon draait en niet de zon om de aarde, dat Jeruzalem of Rome niet het centrum van de wereld is, enz. Alleen met de evolutietheorie wil het maar niet lukken. Westerlingen zijn gepokt en gemazeld met de idee dat waarheid niet alleen spiritueel en transcendenteel is, maar ook en vooral tastbare werkelijkheid moet zijn. De predestinatietheorie van Calvijn is daarvan een mooi voorbeeld. Het is onmogelijk om het spirituele en waarneembare, tastbare met elkaar in overeenstemming te laten zijn, maar veel Christelijke theologen doen niet anders. De Bijbel staat ook vol met historisch echt klinkende verhalen, alsof alles echt gebeurd is. De meeste godsdiensten hebben dat soort verhalen, maar het weerhoudt de belijders ervan niet om verstandig en rationeel met hun leven om te gaan. Behalve in sommige gevallen, die vanuit Westerse optiek toch wel belangrijk zijn. Neem bv. de sharia, of neem de vele voorschriften waaraan je je als goede moslim of Jood moet houden. Het ophangen van homoseksueel geaarde mensen, het executeren van ex-geloofsgenoten, het in alle opzichten voorrang geven aan mannen in de maatschappij enz. kan niet rationeel worden genoemd.
Daarnaast zijn er theologen die hier geen punt van maken. Zij laten in het midden of de verhalen echt gebeurd zijn of niet. Om een goed gelovige te zijn, is het niet nodig in de letterlijke, door menselijke zintuigen waarneembare betekenis van de teksten te geloven. Bijvoorbeeld Augustinus geloofde niet in het scheppingsverhaal, integendeel, hij laat feilloos de ongerijmdheid ervan zien, niet door te bestrijden dat het gebeurd is, maar door de betekenis van de Godheid als transcendentaal Wezen te pogen te beschrijven, waardoor de God in het letterlijke scheppingsverhaal gereduceerd wordt tot een niet-goddelijk wezen, een soort tovenaar die straft omdat de twee creaturen die hij heeft gemaakt zich niet aan zijn bevelen houden.
Wat de Islam betreft, die zoekt het niet in bestrijding maar in adoptie. Alles is per definitie beschreven in de Koran, er kan gewoonweg niets zijn buiten de Koran om. Beweren dat de Koran "geen gelijk" heeft, dat is wat wordt bestreden, en het verlaten van de Koran als leidinggevend en richtinggevend Boek wordt gezien als verraad. De bij de discussie aanwezige moslim kon gewoon niet anders dan stellen dat het allemaal al in de Koran stond, immers zijn gezelschap bestond uit onwetenden die de Koran nog niet kenden en dus niet hoefden te worden bestreden. Gelukkig was er niemand die de Koran ter discussie stelde in deze "discussie", dat was ook niet het onderwerp van gesprek.
Ik geloof dat het een kwestie is van pure macchiavelliaanse macht. Zolang “het volk” maar niet twijfelt, is er niets aan de hand. Zodra via media of anderszins het volk lucht krijgt van andere dan letterlijke betekenissen, of dat er andere betekenissen mogelijk zijn dan die welke in het Heilig Boek worden beschreven en goedgekeurd door de religieuze autoriteiten, dan wordt de uitvinder van die betekenissen op het matje geroepen van de bewakers der waarheid. Professoren en geleerden mogen in hun bladen ongeremd filosoferen en debatteren. Waarom is dat zo? Omdat de machthebbers (terecht of onterecht) denken dat het gewone volk die hogere betekenissen niet kan vatten, en gespleten zal worden in navolgers van de nieuwe inzichten die vervolgens vertaald moeten worden in be-grijp-bare termen en dus verminkt (Calvijn’s predestinatie) enerzijds, en verdedigers van de traditionele, “tastbare en grijpbare” orthodoxe zienswijzen anderzijds.
Naar mijn mening zijn de evangeliën zelf vanuit die optiek geschreven. Er was sprake van een verloren gegaan oer-evangelie. Volgens de nieuwste inzichten moet Paulus bekend zijn geweest met dit oer-evangelie, waarin sprake is van de weinige, maar wel zeer essentiële verwijzingen door Paulus naar het leven van Christus en Zijn rol in de wereld. Slechts de kruisdood en het doel van de kruisdood komen ter sprake, verder niets. Onder andere op basis hiervan is ontdekt dat de brieven van Paulus geschreven moeten zijn nog voordat de vier canonieke evangeliën die wij in onze schrift hebben opgenomen, waren opgetekend. Anders zou Paulus er zeker naar verwezen hebben. De evangeliën waren nodig om met concrete verhalen over wonderen en gelijkenissen het volk mee te krijgen. In Mattheus 13, 10-15 zegt nota bene Jezus zelf op de vraag van Zijn leerlingen waarom Hij in gelijkenissen spreekt: “omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk te kennen, maar hun niet”. (vs 11) en: “omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen”. (vs 13). Het is zelfs de vraag of Jezus echt heeft bestaan. De moderne geschiedvorsing en intensief gericht bronnen-onderzoek heeft nog geen enkele aanwijzing over Zijn bestaan opgeleverd buiten de evangeliën zelf, en buiten de ene passage die Flavius Josephus aan Hem wijdt, en die door historici als twijfelachtig wordt aangemerkt omdat hij er later aan toegevoegd zou kunnen zijn. Dat toevoegen werd in de vroege middeleeuwen en later ook, als volstrekt geoorloofd beschouwd omdat de oorspronkelijke auteur het in die paragraaf heeft over tijden en plaatsen die vanuit de evangeliën belangrijk zijn en de waarheid van het evangelie natuurlijk boven elke twijfel was verheven. Ook is bij Tacitus aantoonbaar zo’n toevoeging binnengeslopen, omdat in de toevoeging zelf beweringen worden gedaan die Tacitus zelf als niet-gelovige nooit gedaan zou hebben.
In elk geval is er een grote discrepantie tussen enerzijds wat veel mensen geloven en anderzijds wat de wetenschap ons aantoonbaar voorschotelt als "de werkelijkheid". In het Westen wordt dat sinds enkele eeuwen een probleem gevonden, zich vertaklend in een voortdurende strijd tussen religie en wetenschap. De komst van de evolutietheorie was een van de hoogtepunten. Het was te laat in de geschiedenis om Darwin op de brandstapel te zetten, maar enkele eeuwen eerder zou dat zeker zijn lot zijn geweest. Die strijd laat zien dat machthebbers het zeer belangrijk vinden dat wetenschappelijke inzichten stroken met wat in de bijbel staat, waarbij dan de laatste toetssteen is. In discussies met orthodoxe christenen is het mij ook opgevallen dat zij "werkelijkheden" zoals in de bijbel beschreven, steeds willen be-argumenteren met ook weer aan dezelfde bijbel ontleende argumenten. Een soort logica die binnen de wetenschap zeer verdacht is. Als ik bv. de Wetten van Mendel wil verdedigen tegenover kritiek, moet ik mijn argumenten niet uit diezelfde wetten halen.
Binnen gelovige kringen en ik denk ook in de geschiedenis van vóór de verlichting, is en was het daarentegen een normale geaccepteerde redeneertrant. Heel opvallend is hoe in de evangeliën wordt beschreven hoe Jezus Zijn eigen lijden en sterven over zichzelf regisseert "om de voorspellingen in de Schrift te doen vervullen". Iedereen slikte dat toen voor zoete koek en de moderne theoloog concludeert eruit dat Jezus zich van Zijn missie bewust was en zelfs Judas opdracht heeft gegeven om Hem te verraden. Deze heeft zich verhangen, niet uit wroeging in deze zienswijze, maar omdat hij deze rol niet kon verdragen: uit liefde voor Jezus moest Hij hem overgeven aan de Romeinen en het Sanhedrin, mogelijk in opdracht van Jezus zelf. Om zo de schrift in vervulling te doen gaan.
De meest gehoorde opvatting is, dat in de kwestie van de evolutietheorie, maar ook in andere kwesties die raken aan onderwerpen waar religie zich ook mee bezighoudt, men geloof en wetenschap gescheiden moet houden. Ik vind dat OK in het maatschappelijk evrkeer, zoals men ook moet erkennen dat er meerdere geloven (religies) zijn en men die ook uit gescheiden moet houden. Ook moet men om die reden staat en geloof gescheiden houden. Op het individuele vlak is dat moeilijker. Een professor in de natuurkunde kan die twee dingen moeilijk scheiden. (wordt vervolgd).
Wat het Christendom betreft, kennen we uit de geschiedenis vele voorbeelden van bestrijding door de kerk van wat we nu de normaalste zaak van de wereld vinden zoals dat de aarde rond is, dat zij om de zon draait en niet de zon om de aarde, dat Jeruzalem of Rome niet het centrum van de wereld is, enz. Alleen met de evolutietheorie wil het maar niet lukken. Westerlingen zijn gepokt en gemazeld met de idee dat waarheid niet alleen spiritueel en transcendenteel is, maar ook en vooral tastbare werkelijkheid moet zijn. De predestinatietheorie van Calvijn is daarvan een mooi voorbeeld. Het is onmogelijk om het spirituele en waarneembare, tastbare met elkaar in overeenstemming te laten zijn, maar veel Christelijke theologen doen niet anders. De Bijbel staat ook vol met historisch echt klinkende verhalen, alsof alles echt gebeurd is. De meeste godsdiensten hebben dat soort verhalen, maar het weerhoudt de belijders ervan niet om verstandig en rationeel met hun leven om te gaan. Behalve in sommige gevallen, die vanuit Westerse optiek toch wel belangrijk zijn. Neem bv. de sharia, of neem de vele voorschriften waaraan je je als goede moslim of Jood moet houden. Het ophangen van homoseksueel geaarde mensen, het executeren van ex-geloofsgenoten, het in alle opzichten voorrang geven aan mannen in de maatschappij enz. kan niet rationeel worden genoemd.
Daarnaast zijn er theologen die hier geen punt van maken. Zij laten in het midden of de verhalen echt gebeurd zijn of niet. Om een goed gelovige te zijn, is het niet nodig in de letterlijke, door menselijke zintuigen waarneembare betekenis van de teksten te geloven. Bijvoorbeeld Augustinus geloofde niet in het scheppingsverhaal, integendeel, hij laat feilloos de ongerijmdheid ervan zien, niet door te bestrijden dat het gebeurd is, maar door de betekenis van de Godheid als transcendentaal Wezen te pogen te beschrijven, waardoor de God in het letterlijke scheppingsverhaal gereduceerd wordt tot een niet-goddelijk wezen, een soort tovenaar die straft omdat de twee creaturen die hij heeft gemaakt zich niet aan zijn bevelen houden.
Wat de Islam betreft, die zoekt het niet in bestrijding maar in adoptie. Alles is per definitie beschreven in de Koran, er kan gewoonweg niets zijn buiten de Koran om. Beweren dat de Koran "geen gelijk" heeft, dat is wat wordt bestreden, en het verlaten van de Koran als leidinggevend en richtinggevend Boek wordt gezien als verraad. De bij de discussie aanwezige moslim kon gewoon niet anders dan stellen dat het allemaal al in de Koran stond, immers zijn gezelschap bestond uit onwetenden die de Koran nog niet kenden en dus niet hoefden te worden bestreden. Gelukkig was er niemand die de Koran ter discussie stelde in deze "discussie", dat was ook niet het onderwerp van gesprek.
Ik geloof dat het een kwestie is van pure macchiavelliaanse macht. Zolang “het volk” maar niet twijfelt, is er niets aan de hand. Zodra via media of anderszins het volk lucht krijgt van andere dan letterlijke betekenissen, of dat er andere betekenissen mogelijk zijn dan die welke in het Heilig Boek worden beschreven en goedgekeurd door de religieuze autoriteiten, dan wordt de uitvinder van die betekenissen op het matje geroepen van de bewakers der waarheid. Professoren en geleerden mogen in hun bladen ongeremd filosoferen en debatteren. Waarom is dat zo? Omdat de machthebbers (terecht of onterecht) denken dat het gewone volk die hogere betekenissen niet kan vatten, en gespleten zal worden in navolgers van de nieuwe inzichten die vervolgens vertaald moeten worden in be-grijp-bare termen en dus verminkt (Calvijn’s predestinatie) enerzijds, en verdedigers van de traditionele, “tastbare en grijpbare” orthodoxe zienswijzen anderzijds.
Naar mijn mening zijn de evangeliën zelf vanuit die optiek geschreven. Er was sprake van een verloren gegaan oer-evangelie. Volgens de nieuwste inzichten moet Paulus bekend zijn geweest met dit oer-evangelie, waarin sprake is van de weinige, maar wel zeer essentiële verwijzingen door Paulus naar het leven van Christus en Zijn rol in de wereld. Slechts de kruisdood en het doel van de kruisdood komen ter sprake, verder niets. Onder andere op basis hiervan is ontdekt dat de brieven van Paulus geschreven moeten zijn nog voordat de vier canonieke evangeliën die wij in onze schrift hebben opgenomen, waren opgetekend. Anders zou Paulus er zeker naar verwezen hebben. De evangeliën waren nodig om met concrete verhalen over wonderen en gelijkenissen het volk mee te krijgen. In Mattheus 13, 10-15 zegt nota bene Jezus zelf op de vraag van Zijn leerlingen waarom Hij in gelijkenissen spreekt: “omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk te kennen, maar hun niet”. (vs 11) en: “omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen”. (vs 13). Het is zelfs de vraag of Jezus echt heeft bestaan. De moderne geschiedvorsing en intensief gericht bronnen-onderzoek heeft nog geen enkele aanwijzing over Zijn bestaan opgeleverd buiten de evangeliën zelf, en buiten de ene passage die Flavius Josephus aan Hem wijdt, en die door historici als twijfelachtig wordt aangemerkt omdat hij er later aan toegevoegd zou kunnen zijn. Dat toevoegen werd in de vroege middeleeuwen en later ook, als volstrekt geoorloofd beschouwd omdat de oorspronkelijke auteur het in die paragraaf heeft over tijden en plaatsen die vanuit de evangeliën belangrijk zijn en de waarheid van het evangelie natuurlijk boven elke twijfel was verheven. Ook is bij Tacitus aantoonbaar zo’n toevoeging binnengeslopen, omdat in de toevoeging zelf beweringen worden gedaan die Tacitus zelf als niet-gelovige nooit gedaan zou hebben.
In elk geval is er een grote discrepantie tussen enerzijds wat veel mensen geloven en anderzijds wat de wetenschap ons aantoonbaar voorschotelt als "de werkelijkheid". In het Westen wordt dat sinds enkele eeuwen een probleem gevonden, zich vertaklend in een voortdurende strijd tussen religie en wetenschap. De komst van de evolutietheorie was een van de hoogtepunten. Het was te laat in de geschiedenis om Darwin op de brandstapel te zetten, maar enkele eeuwen eerder zou dat zeker zijn lot zijn geweest. Die strijd laat zien dat machthebbers het zeer belangrijk vinden dat wetenschappelijke inzichten stroken met wat in de bijbel staat, waarbij dan de laatste toetssteen is. In discussies met orthodoxe christenen is het mij ook opgevallen dat zij "werkelijkheden" zoals in de bijbel beschreven, steeds willen be-argumenteren met ook weer aan dezelfde bijbel ontleende argumenten. Een soort logica die binnen de wetenschap zeer verdacht is. Als ik bv. de Wetten van Mendel wil verdedigen tegenover kritiek, moet ik mijn argumenten niet uit diezelfde wetten halen.
Binnen gelovige kringen en ik denk ook in de geschiedenis van vóór de verlichting, is en was het daarentegen een normale geaccepteerde redeneertrant. Heel opvallend is hoe in de evangeliën wordt beschreven hoe Jezus Zijn eigen lijden en sterven over zichzelf regisseert "om de voorspellingen in de Schrift te doen vervullen". Iedereen slikte dat toen voor zoete koek en de moderne theoloog concludeert eruit dat Jezus zich van Zijn missie bewust was en zelfs Judas opdracht heeft gegeven om Hem te verraden. Deze heeft zich verhangen, niet uit wroeging in deze zienswijze, maar omdat hij deze rol niet kon verdragen: uit liefde voor Jezus moest Hij hem overgeven aan de Romeinen en het Sanhedrin, mogelijk in opdracht van Jezus zelf. Om zo de schrift in vervulling te doen gaan.
De meest gehoorde opvatting is, dat in de kwestie van de evolutietheorie, maar ook in andere kwesties die raken aan onderwerpen waar religie zich ook mee bezighoudt, men geloof en wetenschap gescheiden moet houden. Ik vind dat OK in het maatschappelijk evrkeer, zoals men ook moet erkennen dat er meerdere geloven (religies) zijn en men die ook uit gescheiden moet houden. Ook moet men om die reden staat en geloof gescheiden houden. Op het individuele vlak is dat moeilijker. Een professor in de natuurkunde kan die twee dingen moeilijk scheiden. (wordt vervolgd).
Subscribe to:
Posts (Atom)