Andries de Vries wilde reageren op mijn artikel over het rookverbod in de horeca, maar zijn bijdrage werd geweigerd omdat het te lang was. Vandaar dat hem hier opneem. Ik ben nog aan het schrijven om hem van repliek te dienen.
Toen op 1 juli 2008 het rookverbod in de horeca van kracht werd, haalde ik opgelucht adem. Wat fijn. Eindelijk horeca-gelegenheden bezoeken zonder last te hebben van die hinderlijke tabaksrook.Dat er verzet was en zou zijn, heeft me niet verbaasd. Ook niet dat die komt uit de hoek van de kleine horeca en met name de café’s op de hoek. Vaak zonder personeel. Is het dan niet betuttelend van de overheid om een algeheel rookverbod in te voeren, waardoor deze kleine horeca-ondernemers onevenredig hard getroffen worden? Ik vind van niet.De werknemersAls het gaat om de bescherming van werknemers, had het rookverbod helemaal niet ingevoerd hoeven te worden. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient een werkgever te zorgen voor een arbeidsplaats die geen nadelige invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. Als hij daarin niet slaagt en de werknemer leidt schade bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor deze schade.Wellicht rookt de werknemer in de horeca zelf. Maar ook als hij als roker even niet rookt, wordt hij blootgesteld aan schadelijke stoffen, omdat hij voortdurend werkt in een ruimte waar gerookt wordt. De Arbowet gebiedt de werkgever maatregelen te nemen die gericht zijn op de bron van het risico. In dit geval het wegnemen van schadelijke tabaksrook. Dat betekent de werknemer laten werken in een ruimte waar die stof zich niet bevindt. Simpel gezegd: niet roken in ruimtes waar horeca-medewerkers werken.Nu is de horeca in de aanloop naar het rookverbod creatief geweest. Ze creëerde ruimten waar wel en ruimten waar niet gerookt mocht worden. Werknemers dienden echter wel de rommel van de gasten in de rookruimten op te ruimen. Dus sluitend was deze maatregel niet. Het rookverbod helpt de werkgevers in de horeca om aan de eisen van de Arbowet te voldoen en dit in een periode, waarin de overheid stelt dat werkgevers en werknemers dit beter zelf samen hadden kunnen oplossen. Op dit punt kunnen zij dit niet en dus helpt de overheid een handje.Nu kun je zeggen dat je kunt weten, als je in de horeca gaat werken, dat je met tabaksrook te maken krijgt. Maar dat is een argument dat geen hout snijdt. Een directeur van een ICT-bedrijf zei eens tegen mij dat, als je niet tegen RSI kunt, je beter niet in de ICT kunt gaan werken. Een gekke opmerking als je weet dat langer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag schadelijk is voor de gezondheid en veel mensen met RSI-gerelateerde klachten in de WAO/WIA zitten. Een oplossing voor het voorkomen van gezondheidsschade is simpel: niet meer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag en regelmatig op tijd pauzes inlassen.Roken en meeroken schaadt de gezondheid. Moet je daarom maar stellen dat je dat als (meestal jonge) werknemer die in de horeca gaat werken had kunnen weten? Nee. Juist deze werknemers dienen daartegen beschermd te worden. Dat is geen betutteling, maar verantwoording nemen.Wat dacht je van deelname aan het verkeer. Dat is, zie de cijfers, een riskante bezigheid. Daarom rijden we ook in auto’s die goed beschermd c.q. beveiligd zijn. Hebben we een prima systeem van regels, waaraan iedere verkeersdeelnemer zich dient te houden. Maar waarom gaat het vaak op fatale wijze mis? Om dat laatste: het niet houden aan de regels en het eigen vermogen overschatten. De Wegenverkeerswet is geen betutteling, maar bittere noodzaak, omdat de regel: “we lossen het samen wel op” in het verkeer niet werkt. En dat doet het in de horeca ook niet.Het rookverbod is niet betuttelend. Het laat zien dat de overheid een stap zet, die betrokken partijen niet durven te zetten, terwijl ze dat wel zouden moeten doen. Het rookverbod toont een moedige overheid en daar is altijd verzet tegen.En de gasten dan?Als rokende gast word ik belemmerd door het rookverbod. Het is een belemmering in mijn vrijheid om te roken op een plek waar ik gastvrijheid geniet. Als niet-rokende gast word ik belemmerd in mijn genieten van gastvrijheid als ik voortdurend wordt geconfronteerd met de tabaksrook van anderen. Dat geldt niet alleen voor café’s, maar ook voor restaurants en hotels.De grenzen van de gastvrijheid worden bepaald door de gastheer. Wie horeca bedrijft, stelt zijn private domein beschikbaar als publieke ruimte. Daarmee is de overheid mede gastheer geworden en is het rookverbod niet alleen een regel ter bescherming van de werknemer, maar ook een zaak van de volksgezondheid. Een overheid mag regels stellen die gelden tot in het publieke domein van de private ondernemer. Niet in zijn woonhuis, maar wel tot in zijn drinklokaal.Ik heb vaak horeca-ondernemers horen mopperen over de dalende omzet als gevolg van het rookverbod. Als dat werkelijk zo is, dient de overheid na te denken over compensatie. Maar ik denk vaker dat, als je failliet dreigt te gaan als gevolg van het rookverbod, je je beter kunt afvragen of je bedrijf in zijn huidige hoedanigheid wel bestaansrecht heeft. Het succesvol runnen van een horeca-bedrijf valt of staat toch niet bij het wel of niet mogen roken?
Andries de VriesLelystad, 13 juli 2009
No comments:
Post a Comment