Andries de Vries uit Lelystad geeft eigenlijk alleen maar argumenten waar je het eens mee kunt zijn. Dat komt omdat hij natuurlijk opgelucht is als niet-roker, en blij is met elke vermindering van rook in zijn omgeving. Roken is slecht dat weet ik ook, en in deze tijd moet alles wat slecht is voor de gezondheid worden teruggedrongen. Neem bv. ook al die mensen met overgewicht, waaronder veel kinderen, en het alcoholprobleem dat van alle tijden schijnt te zijn. Ook moet het autorijden met veiligheidsvoorschriften omgeven worden en moeten we ons houden aan de verkeersregels.
Waar het mij echter, en met mij velen, over de schoenen loopt is de steeds groter wordende bedilzucht van de overheid. Ik schrijf dat toe aan vier dingen, die min of meer met elkaar samenhangen.
1. de golf van privatisering in het recente verleden
2. de steeds toenemende vrees voor aansprakelijkheid bij instanties en organisaties (waaronder de overheden zelf)
3. de toegenomen criminaliteit en oncontroleerbaarheid van grensverkeer en
4. de toegenomen politieke macht van pressiegroepen
Omdat ik roker ben ondervind ik de directe gevolgen van de regelzucht. Verder ben ik ook gastouder voor een jeugd-hulpverleningsinstantie. Daardoor word ik geconfronteerd met vele bezoeken van begeleidende mensen die meer bezig zijn met het invullen van formulieren en het maken van verslagen voor de overheid, dan met hulp-werkzaamheden. Zelf moet ik die verslagen ook invullen. Hetzelfde zie ik ook bij de instelling waar mijn verstandelijk gehandicapte broer woont. Aanleiding hiertoe zijn enkele voorvallen uit het verleden waarover nogal wat te doen is geweest in de politiek, en dus worden er nieuwe verantwoordingsregels gecreëerd.
Nu moeten we straks allemaal vingerafdrukken afstaan als we een paspoort aanvragen, die komen in een gigantische databank. Gelukkig zijn hier al juristen in het geweer gekomen. Op mijn werk, een HBO-instelling, worden we helemaal doodgeregeld. Docent ben je niet meer, je bent onderwijskundig medewerker (de woorden van een staatssecretaris). Als je vindt dat een werkstuk een 5 waard is en geen 6, moet je dat uitgebreid verantwoorden met procedures waar de student recht op heeft. Dus moeten de beoordelingen worden ingevuld op grote lijsten met nauw sluitende, gedetailleerde criteria, zogenaamde “scoring rubrics”. Niemand van mijn collega’s volgt die nauwgezet, omdat je dan een dubbele dagtaak hebt. Verantwoording geschiedt dan noodgedwongen achteraf als het nodig is.
We zien het ook in de taxiwereld. Ook daar wordt nu geroepen om meer en strengere regels, nadat het taxi-wezen eerst was geprivatiseerd, dwz aan de marktwerking overgelaten.
Kortom, nadat in de vijftiger en zestiger jaren de overheid, de vakbonden in de SER en enkele zeer grote (staats)bedrijven degenen waren die in dit land de lakens uitdeelden, is deze macht nu versnipperd over velen dankzij de privatisering en de pers die breed alle kleine en grote misstanden als rode-orenverhalen uitmeet. Nu geen krachtdadige overheid meer maar een parlement dat schijnt te bestaan bij gratie van de vele, vele vragen die individuele kamerleden stellen over wat er nu weer voor ergs is gebeurd. De vroegere pressiegroepen, die toendertijd als vervelende luizen in de pels werden gezien, zijn nu evenwaardig geworden aan de vele organen en instanties die de overheid als adviseur dienen. Zo ook de anti-rooklobby, die nu dus het horeca-rookverbod erdoor heeft gekregen. Rokers worden nu gezien als meelijwekkende verslaafden die hier en daar nog een hoekje mogen hebben, zelfs op de stations dienen zij zich in de open lucht te scharen rond speciale asbakken, zodat de rookhaters weten dat ze daar niet moeten komen.
Privatisering oké, maar de overheid blijft wel verantwoordelijk voor het welzijn van de burgers. Vandaar de berg regels die over ons wordt uitgestort, want de verzelfstandigde scholen, ziekenhuizen, zorg-instellingen en vervoersbedrijven moeten wel blijven doen waarvoor ze bestaan, en wel zo dat de rijken niet worden bevoordeeld. We krijgen dus nog meer regels, en nog meer medewerkers die daar formulieren en verslagen voor moeten invullen. Bestaande medewerkers let wel, want er mogen er niet meer bijkomen want dat is natuurlijk te duur. Daarnaast krijgt ook de individuele burger de regels voor zijn kiezen, want we moeten met ons allen gezonder gaan leven en er mogen niet teveel criminelen en illegalen het land binnenkomen. Het opengooien van grenzen dient de marktwerking, maar de ongewenste neven-effecten moeten met regels worden gedicht waar we allemaal last van hebben.
De regels die er van oudsher zijn blijven natuurlijk van kracht, zelden wordt er een regel afgeschaft. De regel die het roken verbiedt in alle horecagelegenheden heeft ertoe geleid dat ik alleen maar in een café of restaurant kom als dat niet anders kan, net zoals vroeger de niet-roker dat deed, en wat ik zie zijn verontschuldigende gezichten en opmerkingen van de horeca-eigenaar, die van alles doet om het “leed” te verzachten. Ik zie nog steeds niet in waarom een horeca-baas die geen personeel heeft, desalniettemin toch een rookverbod moet hebben in zijn café, uit concurrentie-overwegingen? Kom nou, dat is toch tegen de marktwerking?
Ik pleit niet voor een terugkeer naar een sterke alles omvattende overheid, met cafés en huiskamers die blauw stonden van de rook. Dat ik op school niet mag roken is alleszins begrijpelijk, ik ken de situatie van rokende leraren maar al te goed. Maar of het nu zó moet, dat is vragen om burgerlijke ongehoorzaamheid.
Tot slot nog twee voorbeelden van regels die zijn afgeschaft die ik mij voor de geest kan halen:
Uit de standaard-algemene politieverordening is sinds zo’n 25 jaar afgeschaft de regel dat paarden niet zichtbaar vanaf de openbare weg de liefde mogen bedrijven en ook is afgeschaft het verbod op religieuze processies buiten de traditioneel-katholieke provincies (zodat in Dokkum de Bonifatiusprocessie gehouden kan worden en de “stille omgang” in Amsterdam niet meer als een zwijgende stoet ’s nachts zonder enig vertoon hoeft plaats te vinden. Ik zou zeggen: noem mij eens een afgeschafte regel, waar heel veel mensen wat aan hebben, en die niet vervangen is door nieuwe regels die minstens even hinderlijk zijn. Misschien zijn die te vinden, maar het is zoeken als naar een regel in de Verzameling Koninklijke Besluiten.
Tuesday, July 14, 2009
Het rookverbod in de horeca: een zegen voor een ieder…
Andries de Vries wilde reageren op mijn artikel over het rookverbod in de horeca, maar zijn bijdrage werd geweigerd omdat het te lang was. Vandaar dat hem hier opneem. Ik ben nog aan het schrijven om hem van repliek te dienen.
Toen op 1 juli 2008 het rookverbod in de horeca van kracht werd, haalde ik opgelucht adem. Wat fijn. Eindelijk horeca-gelegenheden bezoeken zonder last te hebben van die hinderlijke tabaksrook.Dat er verzet was en zou zijn, heeft me niet verbaasd. Ook niet dat die komt uit de hoek van de kleine horeca en met name de café’s op de hoek. Vaak zonder personeel. Is het dan niet betuttelend van de overheid om een algeheel rookverbod in te voeren, waardoor deze kleine horeca-ondernemers onevenredig hard getroffen worden? Ik vind van niet.De werknemersAls het gaat om de bescherming van werknemers, had het rookverbod helemaal niet ingevoerd hoeven te worden. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient een werkgever te zorgen voor een arbeidsplaats die geen nadelige invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. Als hij daarin niet slaagt en de werknemer leidt schade bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor deze schade.Wellicht rookt de werknemer in de horeca zelf. Maar ook als hij als roker even niet rookt, wordt hij blootgesteld aan schadelijke stoffen, omdat hij voortdurend werkt in een ruimte waar gerookt wordt. De Arbowet gebiedt de werkgever maatregelen te nemen die gericht zijn op de bron van het risico. In dit geval het wegnemen van schadelijke tabaksrook. Dat betekent de werknemer laten werken in een ruimte waar die stof zich niet bevindt. Simpel gezegd: niet roken in ruimtes waar horeca-medewerkers werken.Nu is de horeca in de aanloop naar het rookverbod creatief geweest. Ze creëerde ruimten waar wel en ruimten waar niet gerookt mocht worden. Werknemers dienden echter wel de rommel van de gasten in de rookruimten op te ruimen. Dus sluitend was deze maatregel niet. Het rookverbod helpt de werkgevers in de horeca om aan de eisen van de Arbowet te voldoen en dit in een periode, waarin de overheid stelt dat werkgevers en werknemers dit beter zelf samen hadden kunnen oplossen. Op dit punt kunnen zij dit niet en dus helpt de overheid een handje.Nu kun je zeggen dat je kunt weten, als je in de horeca gaat werken, dat je met tabaksrook te maken krijgt. Maar dat is een argument dat geen hout snijdt. Een directeur van een ICT-bedrijf zei eens tegen mij dat, als je niet tegen RSI kunt, je beter niet in de ICT kunt gaan werken. Een gekke opmerking als je weet dat langer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag schadelijk is voor de gezondheid en veel mensen met RSI-gerelateerde klachten in de WAO/WIA zitten. Een oplossing voor het voorkomen van gezondheidsschade is simpel: niet meer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag en regelmatig op tijd pauzes inlassen.Roken en meeroken schaadt de gezondheid. Moet je daarom maar stellen dat je dat als (meestal jonge) werknemer die in de horeca gaat werken had kunnen weten? Nee. Juist deze werknemers dienen daartegen beschermd te worden. Dat is geen betutteling, maar verantwoording nemen.Wat dacht je van deelname aan het verkeer. Dat is, zie de cijfers, een riskante bezigheid. Daarom rijden we ook in auto’s die goed beschermd c.q. beveiligd zijn. Hebben we een prima systeem van regels, waaraan iedere verkeersdeelnemer zich dient te houden. Maar waarom gaat het vaak op fatale wijze mis? Om dat laatste: het niet houden aan de regels en het eigen vermogen overschatten. De Wegenverkeerswet is geen betutteling, maar bittere noodzaak, omdat de regel: “we lossen het samen wel op” in het verkeer niet werkt. En dat doet het in de horeca ook niet.Het rookverbod is niet betuttelend. Het laat zien dat de overheid een stap zet, die betrokken partijen niet durven te zetten, terwijl ze dat wel zouden moeten doen. Het rookverbod toont een moedige overheid en daar is altijd verzet tegen.En de gasten dan?Als rokende gast word ik belemmerd door het rookverbod. Het is een belemmering in mijn vrijheid om te roken op een plek waar ik gastvrijheid geniet. Als niet-rokende gast word ik belemmerd in mijn genieten van gastvrijheid als ik voortdurend wordt geconfronteerd met de tabaksrook van anderen. Dat geldt niet alleen voor café’s, maar ook voor restaurants en hotels.De grenzen van de gastvrijheid worden bepaald door de gastheer. Wie horeca bedrijft, stelt zijn private domein beschikbaar als publieke ruimte. Daarmee is de overheid mede gastheer geworden en is het rookverbod niet alleen een regel ter bescherming van de werknemer, maar ook een zaak van de volksgezondheid. Een overheid mag regels stellen die gelden tot in het publieke domein van de private ondernemer. Niet in zijn woonhuis, maar wel tot in zijn drinklokaal.Ik heb vaak horeca-ondernemers horen mopperen over de dalende omzet als gevolg van het rookverbod. Als dat werkelijk zo is, dient de overheid na te denken over compensatie. Maar ik denk vaker dat, als je failliet dreigt te gaan als gevolg van het rookverbod, je je beter kunt afvragen of je bedrijf in zijn huidige hoedanigheid wel bestaansrecht heeft. Het succesvol runnen van een horeca-bedrijf valt of staat toch niet bij het wel of niet mogen roken?
Andries de VriesLelystad, 13 juli 2009
Toen op 1 juli 2008 het rookverbod in de horeca van kracht werd, haalde ik opgelucht adem. Wat fijn. Eindelijk horeca-gelegenheden bezoeken zonder last te hebben van die hinderlijke tabaksrook.Dat er verzet was en zou zijn, heeft me niet verbaasd. Ook niet dat die komt uit de hoek van de kleine horeca en met name de café’s op de hoek. Vaak zonder personeel. Is het dan niet betuttelend van de overheid om een algeheel rookverbod in te voeren, waardoor deze kleine horeca-ondernemers onevenredig hard getroffen worden? Ik vind van niet.De werknemersAls het gaat om de bescherming van werknemers, had het rookverbod helemaal niet ingevoerd hoeven te worden. Op grond van het Burgerlijk Wetboek dient een werkgever te zorgen voor een arbeidsplaats die geen nadelige invloed heeft op de gezondheid van de werknemer. Als hij daarin niet slaagt en de werknemer leidt schade bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, is de werkgever aansprakelijk voor deze schade.Wellicht rookt de werknemer in de horeca zelf. Maar ook als hij als roker even niet rookt, wordt hij blootgesteld aan schadelijke stoffen, omdat hij voortdurend werkt in een ruimte waar gerookt wordt. De Arbowet gebiedt de werkgever maatregelen te nemen die gericht zijn op de bron van het risico. In dit geval het wegnemen van schadelijke tabaksrook. Dat betekent de werknemer laten werken in een ruimte waar die stof zich niet bevindt. Simpel gezegd: niet roken in ruimtes waar horeca-medewerkers werken.Nu is de horeca in de aanloop naar het rookverbod creatief geweest. Ze creëerde ruimten waar wel en ruimten waar niet gerookt mocht worden. Werknemers dienden echter wel de rommel van de gasten in de rookruimten op te ruimen. Dus sluitend was deze maatregel niet. Het rookverbod helpt de werkgevers in de horeca om aan de eisen van de Arbowet te voldoen en dit in een periode, waarin de overheid stelt dat werkgevers en werknemers dit beter zelf samen hadden kunnen oplossen. Op dit punt kunnen zij dit niet en dus helpt de overheid een handje.Nu kun je zeggen dat je kunt weten, als je in de horeca gaat werken, dat je met tabaksrook te maken krijgt. Maar dat is een argument dat geen hout snijdt. Een directeur van een ICT-bedrijf zei eens tegen mij dat, als je niet tegen RSI kunt, je beter niet in de ICT kunt gaan werken. Een gekke opmerking als je weet dat langer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag schadelijk is voor de gezondheid en veel mensen met RSI-gerelateerde klachten in de WAO/WIA zitten. Een oplossing voor het voorkomen van gezondheidsschade is simpel: niet meer dan 5,5 uur beeldschermwerk per dag en regelmatig op tijd pauzes inlassen.Roken en meeroken schaadt de gezondheid. Moet je daarom maar stellen dat je dat als (meestal jonge) werknemer die in de horeca gaat werken had kunnen weten? Nee. Juist deze werknemers dienen daartegen beschermd te worden. Dat is geen betutteling, maar verantwoording nemen.Wat dacht je van deelname aan het verkeer. Dat is, zie de cijfers, een riskante bezigheid. Daarom rijden we ook in auto’s die goed beschermd c.q. beveiligd zijn. Hebben we een prima systeem van regels, waaraan iedere verkeersdeelnemer zich dient te houden. Maar waarom gaat het vaak op fatale wijze mis? Om dat laatste: het niet houden aan de regels en het eigen vermogen overschatten. De Wegenverkeerswet is geen betutteling, maar bittere noodzaak, omdat de regel: “we lossen het samen wel op” in het verkeer niet werkt. En dat doet het in de horeca ook niet.Het rookverbod is niet betuttelend. Het laat zien dat de overheid een stap zet, die betrokken partijen niet durven te zetten, terwijl ze dat wel zouden moeten doen. Het rookverbod toont een moedige overheid en daar is altijd verzet tegen.En de gasten dan?Als rokende gast word ik belemmerd door het rookverbod. Het is een belemmering in mijn vrijheid om te roken op een plek waar ik gastvrijheid geniet. Als niet-rokende gast word ik belemmerd in mijn genieten van gastvrijheid als ik voortdurend wordt geconfronteerd met de tabaksrook van anderen. Dat geldt niet alleen voor café’s, maar ook voor restaurants en hotels.De grenzen van de gastvrijheid worden bepaald door de gastheer. Wie horeca bedrijft, stelt zijn private domein beschikbaar als publieke ruimte. Daarmee is de overheid mede gastheer geworden en is het rookverbod niet alleen een regel ter bescherming van de werknemer, maar ook een zaak van de volksgezondheid. Een overheid mag regels stellen die gelden tot in het publieke domein van de private ondernemer. Niet in zijn woonhuis, maar wel tot in zijn drinklokaal.Ik heb vaak horeca-ondernemers horen mopperen over de dalende omzet als gevolg van het rookverbod. Als dat werkelijk zo is, dient de overheid na te denken over compensatie. Maar ik denk vaker dat, als je failliet dreigt te gaan als gevolg van het rookverbod, je je beter kunt afvragen of je bedrijf in zijn huidige hoedanigheid wel bestaansrecht heeft. Het succesvol runnen van een horeca-bedrijf valt of staat toch niet bij het wel of niet mogen roken?
Andries de VriesLelystad, 13 juli 2009
Subscribe to:
Posts (Atom)